James Kidwell Popham (1847-1937) was predikant, (in de lijn van Philpot) binnen de kring van de Strict Baptists, te Liverpool en Brighton, Engeland. Tevens was hij redacteur van “The Gospel Standard” vanaf 1905 en van “The Friendly Companion” vanaf 1919 tot zijn overlijden in 1937. Op zijn sterfbed sprak hij: “Gelukkig, gelukkig, gelukkig! O, ik kan niet uitdrukken hoe gelukkig ik ben! Vertel aan mijn geliefde volk met mijn diepe liefde, dat mijn zwarte zonden, zo zwart als de grenzen van de hel, alle vergeven zijn. Luther zei: ‘Zeeën, rivieren, oceanen van zwarte zonden’; en mijn zwarte, zwarte zonden zijn alle weggewassen in het dierbare bloed van Christus. ‘Jezus, Liefhebber van mijn ziel, laat mij tot Uw boezem vlieden’.” Zo ging hij liefelijk de eeuwige rust in op 17 juni 1937, in de leeftijd van 90 jaar. In een van zijn vele brieven schreef hij aan een jonge man over het onderscheid tussen ware en valse godsdienst. Het onderscheid tussen ware en valse godsdienst
Hoe te onderscheiden tussen valse en ware godsdienst is een zeer omvangrijk en belangrijke vraag. Moge de Heere mij in staat stellen om, zonder de raad te verduisteren met woorden zonder wetenschap, in eenvoudigheid enige van de hoofdzakelijke onderscheidingen te tonen. Om dan te beginnen met de zaak die u aanhaalde. De persoon had overtuigingen van zonden. Dat is heel aannemelijk, daar zonder twijfel duizenden dit hebben die niet wedergeboren zijn. Deze overtuigingen zijn alleen maar natuurlijk. Het natuurlijk geweten in sommigen is teer, en over het algemeen worden zulke personen, wat men noemt, godsdienstig. Godsdienst is voor hen een noodzakelijkheid. Maar in deze gevallen, voor zover ik hen heb waargenomen, gaat de verontrusting meer over het verlies van de eerstgeboorte dan over de zonde van het eerst te verachten en het daarna te verkopen. Met andere woorden, het geweten schijnt te zeggen: “u hebt gezondigd, u zult in de hel verzinken.” De verontrusting gaat meer over de hel dan over de zonde, meer over de gevolgen voor de zondaar dan over de ontering van God, tegen Wie de zonde is bedreven. Gewoonlijk dringen natuurlijke overtuigingen, degenen die het ondergaan, zich te begeven tot godsdienst om hen te sussen en tot rust te brengen, en spoedig slagen zij erin hun wonden te helen (Jesaja 50:11). Geestelijke overtuigingen doen iemand verstaan dat alle godsdienst, behalve die God werkt, waardeloos is! Als het geweten van Kaïn hem sloeg, was dit vanwege zijn straf en de vrees om doodgeslagen te worden; maar door de Heere voor dat gevaar beveiligd, ging hij heen en bouwde een stad (Genesis 4:17). Maar toen de Heere Saulus van Tarsen sloeg en hij blind werd en door anderen geleid moest worden, vroeg hij: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Hij verkreeg geen verlichting totdat de Heere een rechtstreekse boodschap tot hem zond. Toen Samuël koning Saul overtuigde van ongehoorzaamheid, viel hij daar op een bepaalde manier onder, maar dacht meer aan onteerd te worden voor de oudsten van het volk dan een opstandeling te zijn tegen God (1 Samuël 15:30). Maar toen David goddelijk overtuigd was van zijn zonde, vastte hij en ging in en lag de gehele nacht over op de aarde; en de oudsten van zijn huis maakten zich op om hem te doen opstaan van de aarde; maar hij wilde niet, noch at brood met hen (2 Samuël 12:16-17). Natuurlijke overtuigingen zijn gelijk het licht in een mens waarvan de Heere zegt dat het duisternis is (Matthéüs 6:23); geestelijke overtuigingen brengen een ziel in een gevoelde duisternis en schaduw des doods. De eersten zijn algemeen, en veroorzaken dat iemand meer bijzonder en met schrikwekkend zelfmedelijden op zichzelf ziet; de laatsten openbaren beide de ellendige staat van een zondaar en een heilige zonde-hatende God. En als hij zelfmedelijden gevoelt, haat hij zichzelf daarover, terwijl de andere geen gewaarwording heeft van de zonde. Ware bekering is blijvend en verdiept gedurig, en hoe meer genade bewezen wordt, hoe meer de zondaar zichzelf haat. Vleselijke overtuiging is spoedig weggenomen door de verschillende middelen die toegepast worden, en die bedrogen wordt breekt door in een vrijheid en een vertrouwen die nergens in het Woord van God gevonden wordt. De eerste wordt nooit toegelaten een gevoel van zijn zondigheid en zwakheid te verliezen; de laatste, niet voorzien van leven en licht van de hemel, gaat zachtjes verder in de vlam van zijn eigen vuur totdat hij in volslagen duisternis neerligt (Jesaja 50:10-11). Geestelijke overtuigingen overtuigen niet alleen van zonde maar van de noodzakelijkheid dat de Heere de ziel verlost. Zij maken niet alleen dat iemand zichzelf kent een zondaar te zijn, maar een verloren zondaar te zijn, verloren, buiten het bereik van hulp van alle schepselen en middelen, en dat, zal hij ooit verlost worden, het van het begin tot het einde door God moet zijn. Ik geloof dat natuurlijke overtuigingen nooit zo diep gaan, nooit zo doordringen zover als deze in al zijn vertakkingen, zoals totale blindheid, geheel verderf, volkomen zwakheid en dwaasheid, gehele behoefte aan gewilligheid als aan kracht; en dit zijn geen voorbijgaande gedachten maar meer of minder blijvende, verootmoedigende, vernederende overtuigingen. Waar natuurlijke overtuigingen iemand dringen een godsdienst op te nemen, maken geestelijke overtuigingen hun onderwerpen bevreesd om een godsdienst aan te raken, veel minder om die op te nemen. En terwijl de ene spoedig tevreden is met zijn godsdienst (Jesaja 58:2), wordt de ander meer en meer ontbloot van alles, en wordt steeds opnieuw in de schuld gebracht voor God (Leviticus 13:44-45). Deze, mijn geliefde jonge vriend, zijn enige van de onderscheidingen tussen natuurlijke en geestelijke overtuigingen. Uit: According to My heart – The collected correspondence of J.K. Popham – 2010, The Gospel Standard Trust Publications. Comments are closed.
|
AuteurDe citaten op deze pagina zijn in de vorm van blogs geschreven. Categorie
All
|