Lord, I am vile, conceived in sin, And born unholy and unclean; Sprung from the man whose guilty fall Corrupts the race, and taints us all.
Soon as we draw our infant breath, The seeds of sin grow up for death; The law demands a perfect heart, But we’re defiled in every part.
Behold, I fall before Thy face; My only refuge is Thy grace; Not outward forms can make me clean – The leprosy lies deep within.
Jesus, my Lord! Thy blood alone Has power sufficient to atone; Thy blood can make me white as snow; No Jewish types could cleanse me so.
While guilt disturbs and breaks my peace, Nor flesh, nor soul, has rest or ease; Lord, let me hear Thy pardoning voice, And make my broken bones rejoice.
Vertical Divider
Oorspronkelijke en dadelijke zonde beleden
Psalm 51:3-11; Romeinen 5:12
Heere, ik ben snood, in zonde ontvangen, En onheilig en onrein geboren; Gesproten uit de mens wiens schuldige val Het mensengeslacht verderft en ons allen besmet.
Zodra wij als zuigeling ademhalen, Groeien de zaden der zonde ten dode op; De wet eist een volkomen hart, Maar wij zijn in ieder deel verontreinigd.
Zie, ik val voor Uw aangezicht neer; Mijn enige toevlucht is Uw genade; Geen uitwendige vormen kunnen mij rein maken – De melaatsheid ligt diep vanbinnen.
Jezus, mijn Heere! Uw bloed alleen Heeft genoegzame kracht om te verzoenen; Uw bloed kan mij zo wit maken als sneeuw; Geen Joodse voorafbeeldingen konden mij zo reinigen.
Terwijl de schuld verontrust en mijn vrede breekt, En vlees noch ziel rust of verlichting heeft; Laat mij, Heere, Uw vergevende stem horen, En doe mijn verbrijzelde beenderen zich verheugen.