Hymn 109
Isaac Watts (1674-1748)
The Robe of Righteousness
Isa. 61. 3-10
Awake my heart, arise, my tongue;
Prepare a tuneful voice; In God, the life of all my joys, Aloud will I rejoice. ’Tis he adorned my naked soul, And made salvation mine; Upon a poor, polluted worm He makes his graces shine. And, lest the shadow of a spot Should on my soul be found, He took the robe the Saviour wrought, And cast it all around. How far the heavenly robe exceeds What earthly princes wear! These ornaments, how bright they shine! How white the garments are! The Spirit wrought my faith, and love, And hope, and every grace; But Jesus spent his life to work The robe of righteousness. Strangely, my soul, art thou arrayed By the great sacred Three; In sweetest harmony of praise Let all thy powers agree. Vertical Divider
|
De mantel der gerechtigheid
Jesaja 61:3-10
Waak op, mijn hart en spreek, mijn mond,
Verhef een schoon geluid; Tot God, Die al mijn vreugde zond, Breng ik mijn loflied uit. Want Hij versiert mijn naakte ziel En schenkt Zijn heil ook mij; Genade schijnt op deze worm Met licht dat glanst als Hij. Als enig vuil nog aan mij kleeft, Een schaduw naar het scheen, Neemt God het kleed dat Christus weeft En werpt dat om mij heen. Dat kleed is hemels van gezicht, En wint van aardse schijn. Zo sierlijk en zo stralend licht, Zo wit die mantels zijn! Genade deelt de Geest mij mee, Geloof en hoop in strijd. Maar Jezus’ lijden schonk het kleed Van Zijn gerechtigheid. Besef, mijn ziel, je komt voor Hem Die Een is en toch Drie; Voeg in het koor je blijde stem Tot ik Hem eeuwig zie. (Berijmd)
|