Hymn 1140
Isaac Watts (1674-1748)
Prayer for Reviving
Ps. 80
Great Shepherd of thine Israel,
Who didst between the cherubs dwell, And led the tribes, thy chosen sheep, Safe through the desert and the deep. Thy church is in the desert now; Shine from on high, and guide us through; Turn us to thee, thy love restore, We shall be saved and sigh no more. Hast thou not planted with thy hands A lovely vine in heathen lands? Did not thy power defend it round, And heavenly dews enrich the ground? But now her beauty is defaced; Why hast thou laid her fences waste? Strangers and foes against her join, And every beast devours the vine. Lord, when this vine in Canaan grew, Thou wert its strength and glory too; Attacked in vain by all its foes, Till the fair branch of promise rose. Fair branch, ordained of old to shoot From David’s stock, from Jacob’s root; Himself a noble vine, and we The lesser branches of the tree. ’Tis thy own Son, and he shall stand, Girt with thy strength at thy right hand; Thy first-born Son, adorned and blessed With power and grace above the rest. Oh! for his sake attend our cry, Shine on thy churches lest they die; Turn us to thee, thy love restore, We shall be saved and sigh no more. Vertical Divider
|
Gebed om herleving
Psalm 80
Grote Herder van Uw Israël,
Die tussen de cherubim zat, En de stammen, Uw verkoren schapen, Veilig door de woestijn en de diepte leidde. Uw kerk is nu in de woestijn; Schijn uit de hoge en leid ons er doorheen; Brengt ons weder tot U, herstel de liefde voor U, Zo zullen wij verlost worden en niet meer zuchten. Heeft U niet met Uw eigen handen Een lieflijke wijnstok in heidense landen geplant? Heeft niet Uw kracht hen van rondom beschut En hemelse dauw de grond verrijkt? Maar nu is haar schoonheid geschonden; Waarom hebt Gij haar muren tot woestheid gemaakt? Vreemdelingen en vijanden verenigen zich tegen haar En elk beest verslindt de wijnstok. Heere, toen deze wijnstok in Kanaän vermeerderde, Waart Gij ook haar kracht en heerlijkheid; Tevergeefs aangevallen door al haar vijanden, Totdat de schone Scheut der belofte opkwam. Schone Scheut, vanouds bestemd Om voort te komen uit het geslacht Davids, uit Jakobs wortel; Hij is Zelf een edele wijnstok En wij de mindere ranken van de boom. Het is Uw eigen Zoon, Hij zal aan Uw rechterhand staan, Omgordt met Uw sterkte; Uw eerstgeboren Zoon, Die versierd en gezegend is Met kracht en genade boven allen. O, hoor ons geroep om Zijnentwille, Schijn op uw kerken opdat zij niet sterven; Brengt ons weder tot U, herstel de liefde voor U, Zo zullen wij verlost worden en niet meer zuchten. |