With joy we meditate the grace Of our High Priest above; His heart is made of tenderness; His bowels melt with love.
Touched with a sympathy within, He knows our feeble frame; He knows what sore temptations mean, For he has felt the same.
But spotless, innocent, and pure, The great Redeemer stood, While Satan’s fiery darts he bore, And did resist to blood.
He, in the days of feeble flesh, Poured out his cries and tears; And, in his measure, feels afresh What every member bears.
He’ll never quench the smoking flax, But raise it to a flame; The bruised reed he never breaks, Nor scorns the meanest name.
Then let our humble faith address His mercy and his power; We shall obtain delivering grace, In the distressing hour.
Vertical Divider
Christus’ barmhartigheid
Hebreeën 4:15; 5:7; Mattheus 12:20
Met vreugde overdenken we de genade Van onze Hogepriester in de hemel; Zijn hart bestaat uit tederheid; Zijn ingewanden smelten van liefde.
Met innerlijk medelijden bewogen, Weet Hij hoe zwak wij zijn; Hij weet wat hevige aanvechtingen betekenen, Want Hij heeft hetzelfde gevoeld.
Maar vlekkeloos, onschuldig en rein, Hield de grote Verlosser stand, Terwijl Hij satans vurige pijlen droeg, En heeft tegengestaan tot den bloede toe.
In de dagen van Zijn broze vlees, Stortte Hij Zijn tranen en geroep uit; En in Zijn mate voelt Hij opnieuw Wat elk van Zijn leden moet dragen.
Hij zal nooit de rokende vlaswiek uitblussen, Maar wakkert ze tot een vlam aan; Het gekrookte riet verbreekt Hij nooit, En veracht evenmin de geringste naam.
Laat dan ons ootmoedig geloof Zijn genade en macht aanroepen; Wij zullen verlossende genade verkrijgen, In het uur van benauwdheid.
Vertaling: Ruth Pieterman
Genadevreugde sterkt een band Met Christus, daar omhoog; Ontferming zet Zijn hart in brand, Van liefde glanst Zijn oog.
Met medelijden ziet Zijn hart, Hij weet hoe zwak u bent; Hij peilt beproeving, pijn en smart, Die heeft Hij Zelf gekend.
Maar vlekkeloos en rein en puur Hield Jezus stand voorgoed; De pijlen van verraad en vuur Weerstond Hij met Zijn bloed
In zwakheid klonk die nacht Zijn schreeuw, Toen Hij Zijn tranen goot; En naar Zijn maat voelt Hij opnieuw Van ieder lid zijn nood.
Een rokend lont – Hij dooft dat niet Maar blaast het tot een vlam. Hij breekt nooit het geknakte riet, Noch scheldt het minste lam.
Vertrouw nu nederig op God, Zijn majesteit en macht; Genade keert ons bange lot, Het uur van onze klacht.