Come, thou Fount of every blessing, Tune my heart to sing thy grace! Streams of mercy, never ceasing, Call for songs of loudest praise. Teach me some melodious sonnet, Sung by flaming tongues above; Praise the mount! O fix me on it! Mount of God’s unchanging love.
Here I raise my Ebenezer; Hither by thy help I’m come; And I hope, by thy good pleasure, Safely to arrive at home. Jesus sought me when a stranger, Wandering from the fold of God; He, to save my soul from danger, Interposed his precious blood.
O to grace how great a debtor Daily I’m constrained to be! Let that grace, Lord, like a fetter, Bind my wandering heart to thee. Prone to wander, Lord, I feel it; Prone to leave the God I love; Here’s my heart, Lord, take and seal it; Seal it from thy courts above!
Vertical Divider
Vrije Genade
1 Samuel 7:12; Lukas 15:4-7; Efeze 1:6
Kom, Gij Bron van elke zegen, Stem mijn hart om Uw genade te bezingen! Stromen van barmhartigheid die nooit ophouden, Vragen om liederen van de luidste lofprijzing. Leer mij een welluidend lied, Gezongen door vurige tongen hierboven; Prijs de rots! O laat mij daarop vaststaan! Rots van Gods onveranderlijke liefde.
Hier richt ik mijn Eben-Haëzer op; Hier ben ik door Uw hulp gekomen; En ik hoop door Uw welbehagen, Eenmaal veilig thuis te komen. Jezus zocht me toen ik als vreemdeling, Afdwaalde van Gods kudde; Om mij te redden van gevaar, Bemiddelde Hij met Zijn dierbaar bloed.
O, wat geeft mij elke dag reden te over Om een schuldenaar te zijn aan vrije genade! Laat Uw goedheid, Heere, als een keten, Mijn dwaalziek hart binden aan U. Geneigd te dwalen, Heere, ik voel het; Geneigd de God die ik liefheb te verlaten; Hier is mijn hart, Heere, neem en verzegel het; Verzegel het vanuit Uw hemelhof hierboven!
Berijming Kom, Fontein van elke zegen, Stem mij tot genadezang! Onuitputtelijke regen, Vraagt om loflied, luid en lang. Leer mij zingend God verhogen Als een engel, vol van licht; Lof Gods berg! O houd mijn ogen, Op die vaste Rots gericht!
Stenen plaats ik om te denken Hoe Uw hulp mij hierheen bracht; Wil in welbehagen schenken Dat ik thuiskom voor de nacht. Jezus zocht mij, als een zwerver Dwalend van de kooi van God; Hij ontrukt mij mijn verderver, Tussentredend met Zijn bloed.
Alles dank ik aan genade Die mij dagelijks verrast; Maar mijn hart dwaalt van Uw paden, Bindt het met Uw liefde vast. Steeds tot dwalen weer genegen, Ver van God, Die ik bemin; Neem mijn hart en plaats Uw zegel Van Uw koningszegelring!