Begone, unbelief, my Saviour is near, And for my relief will surely appear; By prayer let me wrestle, and he will perform; With Christ in the vessel, I smile at the storm.
Though dark be my way, since he is my Guide, ‘Tis mine to obey, ‘tis his to provide; Though cisterns be broken, and creatures all fail, The word he has spoken shall surely prevail.
His love in time past forbids me to think He’ll leave me at last in trouble to sink; Each sweet Ebenezer I have in review Confirms his good pleasure to help me quite through.
Determined to save, he watched o’er my path, When, Satan’s blind slave, I sported with death. And can he have taught me to trust in his name, And thus far have brought me to put me to shame?
Why should I complain of want or distress, Temptation or pain? He told me no less; The heirs of salvation, I know from his Word, Through much tribulation must follow their Lord.
How bitter that cup, no heart can conceive, Which he drank quite up that sinners might live! His way was much rougher and darker than mine; Did Christ, my Lord, suffer, and shall I repine?
Since all that I meet shall work for my good, The bitter is sweet, the medicine is food; Though painful at present, ‘twill cease before long, And then O how pleasant the conqueror’s song!
Vertical Divider
Ik zal vertrouwen en niet vrezen
Jesaja 12:2
Verdwijn, ongeloof, mijn Zaligmaker is nabij, En zal zeker tot mijn hulp verschijnen; Laat mij worstelen in het gebed, en Hij zal het maken; Met Christus in het schip glimlach ik over de storm.
Al is mijn weg duister, omdat Hij mijn Gids is, Is het mijn taak te gehoorzamen, Zijn taak te voorzien; Al is het dat bakken breken en schepselen falen, Het Woord dat Hij gesproken heeft zal zeker zegevieren.
Zijn liefde in het verleden verbiedt mij te denken Dat Hij mij tenslotte in moeite zal laten verzinken; Elk zoet Eben-Haëzer waarop ik terugzie Bevestigt Zijn welbehagen om mij helemaal door te helpen.
Vastbesloten om te redden, waakte Hij over mijn pad, Toen ik als satans blinde slaaf met de dood speelde, En kon Hij mij leren op Zijn Naam te vertrouwen, En mij zo ver brengen om mij vervolgens te beschamen?
Waarom zou ik klagen over gebrek of benauwdheid, Verzoeking of pijn? Hij zei mij niet anders; De erfgenamen der zaligheid, ik weet het uit Zijn Woord, Moeten door vele verdrukkingen hun Heere volgen.
Geen hart kan bevatten hoe bitter die beker was, Die Hij helemaal leegdronk opdat zondaars zouden leven! Zijn weg was veel ruwer en donkerder dan de mijne; Heeft Christus, mijn Heere, geleden, en zal ik morren?
Omdat alles wat ik tegenkom mij ten goede zal werken, Is het bittere zoet, is het medicijn voedsel; Al is het nu pijnlijk, het zal weldra ophouden, En dan, o, hoe aangenaam het lied van de overwinnaar!