First Part Let us ask the important question, (Brethren, be not too secure), What it is to be a Christian, How we may our hearts assure. Vain is all our best devotion, If on false foundations built; True religion’s more than notion; Something must be known and felt.
’Tis to trust our Well-belovèd In his blood has washed us clean; ’Tis to hope our guilt’s removèd, Though we feel it rise within; To believe that all is finished, Though so much remains to endure; Find the dangers undiminished, Yet to hold deliverance sure.
’Tis to credit contradictions; Talk with him one never sees; Cry and groan beneath afflictions, Yet to dread the thoughts of ease. ’Tis to feel the fight against us, Yet the victory hope to gain; To believe that Christ has cleansed us, Though the leprosy remain.
’Tis to hear the Holy Spirit Prompting us to secret prayer; To rejoice in Jesus’ merit, Yet continual sorrow bear; To receive a full remission Of our sins for evermore, Yet to sigh with sore contrition, Begging mercy every hour.
To be steadfast in believing, Yet to tremble, fear and quake; Every moment be receiving Strength, and yet be always weak; To be fighting, fleeing, turning; Ever sinking, yet to swim; To converse with Jesus, mourning For ourselves or else for him.
Vertical Divider
Geloof en bekering
Romeinen 4:18; 7:18-25
Eerste deel Laten wij de belangrijke vraag stellen (Broeders, wees niet al te zeker): Wat het is om een Christen te zijn, Hoe wij onze harten kunnen verzekeren. IJdel is al onze beste toewijding, Als deze op valse fundamenten gebouwd is; Ware godsdienst is meer dan een begrip; Er moet iets gekend en gevoeld worden.
Het is te vertrouwen dat onze Liefste Ons in Zijn bloed heeft rein gewassen; Het is te hopen dat onze schuld is weggenomen, Hoewel wij gevoelen dat zij vanbinnen opkomt; Te geloven dat alles volbracht is, Hoewel nog zoveel overblijft om te verdragen; Te ontdekken dat de gevaren onverminderd zijn, En toch de bevrijding voor zeker te houden.
Het is aan tegenstrijdigheden geloof te hechten; Met Hem te spreken Die men nooit ziet; Te roepen en te kermen onder verdrukkingen, En toch de gedachten aan gemak te vrezen. Het is de strijd tegen ons te voelen, En toch te hopen de overwinning te behalen; Te geloven dat Christus ons gereinigd heeft, Hoewel de melaatsheid blijft.
Het is de Heilige Geest te horen Die ons aanspoort tot verborgen gebed; Zich te verblijden in Jezus’ verdienste, En toch voortdurend leed te dragen; Een volledige vergeving te ontvangen Van onze zonden tot in eeuwigheid, En toch met pijnlijke verslagenheid te zuchten, Ieder uur bedelend om genade.
Standvastig te zijn in het geloven, En toch te beven, te vrezen en te trillen; Ieder ogenblik kracht te ontvangen, En toch altijd zwak te zijn; Te vechten, te vluchten, weer om te keren; Altijd zinkend, toch te zwemmen; Met Jezus te spreken, rouwklagend Over onszelf of anders over Hem.