Hymn 247
John Ryland (1753-1825)
Desiring to love and delight in God
Ps. 37. 4,5
O Lord, I would delight in thee, And on thy care depend; To thee in every trouble flee, My best, my only Friend. When all created streams are dried, Thy fullness is the same; May I with this be satisfied, And glory in thy name. Why should the soul a drop bemoan, Who has a fountain near – A fountain which will ever run With waters sweet and clear? No good in creatures can be found, But may be found in thee; I must have all things, and abound, While God is God to me. O that I had a stronger faith, To look within the veil; To credit what my Saviour saith, Whose words can never fail. He that has made my heaven secure Will here all good provide; While Christ is rich, I can’t be poor; What can I want beside? O Lord, I cast my care on thee; I triumph and adore; Henceforth my great concern shall be To love and praise thee more. Vertical Divider
|
Begeerte om God lief te hebben en zich in Hem te verlustigen
Ps. 37:4,5
O Heere, in U wil ik mij verlustigen,
En op Uw zorg mij verlaten; Naar U vluchten in elke moeite, Mijn beste, mijn enige Vriend. Wanneer alle geschapen stromen opgedroogd zijn, Blijft Uw volheid hetzelfde; Moge ik daarmee verzadigd zijn, En roemen in Uw Naam. Waarom zou de ziel over een druppel klagen, Die een fontein nabij zich heeft – Een fontein die voor altijd zal stromen Met zoet en helder water? Geen goed kan er in schepselen gevonden worden, Maar kan in U gevonden worden; Ik moet alles en meer dan alles hebben, Want God is God voor mij. O, dat ik een sterker geloof had, Om achter het voorhangsel te zien; Om te geloven wat mijn Zaligmaker zegt, Wiens Woord nooit kan falen. Hij die mij van een plaats in de hemel heeft verzekerd Zal hier in al het goede voorzien; Als Christus rijk is, kan ik niet arm zijn; Wat zou ik nog meer willen? O Heere, ik werp mijn zorg op U; Ik triomfeer en aanbid; Voortaan zal mijn grootste zorg zijn Om U meer lief te hebben en te loven. Vertaling: Ruth Pieterman & Pieter Zuidijk
Berijming
O Heer’, in Wie ik mij verblijd’, Uw zorg voor mij is groot; Tot U vlucht ik in elke strijd, Mijn beste Bondgenoot. Al dreigt hier dorre wildernis, Uw volheid blijft, o Heer’; Ik wens dat die mijn vrede is, En dat ik U vereer. De ziel die aan verkwikking denkt, Zoekt dringend een fontein – Een bron die altijd water schenkt, Zo helder, koel en rein. Geen mens die nog iets goeds bevat, Maar goed blijft Uw gebod; Dan heb ik alles, meer dan dat, Waar God Zich toont mijn God. O, dat ik vaster U vertrouw, En kijk voorbij ’t gordijn, In Jezus meer geloven zou, Wiens woorden waarheid zijn. Die grote God schenkt in Zijn Lam Het goede, keer op keer; Is Christus rijk, nooit ben ik arm; Wat wil ik dan nog meer? Dus werp ik al mijn zorg op U En ik aanbid U, Heer’; Mijn grootste zorg is daarom nu: ‘k Bemin U liever meer. |