Hymn 251
Joseph Hart (1712-1768)
And the Lord went his way
Gen. 18. 33
When Jesus, with his mighty love,
Visits my troubled breast, My doubts subside, my fears remove, And I’m completely blest; I love the Lord with mind and heart, His people and his ways; Envy, and pride, and lust depart, And all his works I praise;] Nothing but Jesus I esteem; My soul is then sincere; And everything that’s dear to him, To me is also dear. But ah! when these short visits end, Though not quite left alone, I miss the presence of my Friend, Like one whose comfort’s gone. [I to my own sad place return, My wretched state to feel; I tire, and faint, and mope, and mourn, And am but barren still. More frequent let thy visits be, Or let them longer last; I can do nothing without thee; Make haste, O God, make haste. Vertical Divider
|
Toen ging de HEERE weg
Gen. 18:33
Als Jezus, met Zijn krachtige liefde,
Mijn benauwd gemoed bezoekt, Slinken mijn twijfelingen, wordt mijn vreze weggenomen, En ben ik geheel gezegend; Ik heb de Heere lief met hart en gemoed, Zijn volk en Zijn wegen; Jaloezie, en trots, en lust wijken, En ik loof al Zijn werken; Niets dan Jezus acht ik; Dan is mijn ziel oprecht; En alles wat Hem dierbaar is, Is ook mij dierbaar. Maar ach! Als deze korte bezoeken eindigen, Hoewel niet geheel verlaten, Mis ik de tegenwoordigheid van mijn Vriend, Gelijk iemand van wie de troost geweken is. Ik keer terug tot mijn eigen treurige plaats, Om mijn ellendige staat te gevoelen; Ik ben ’t moe, en verzwak, en mok, en treur, En ben nog steeds slechts dor. Laat uw bezoeken veelvuldiger zijn, Of laat ze langer duren; Zonder U kan ik niets doen; Haast U, o God, haast U. Vertaling: Gerben Jongsma
Toen Jezus’ liefde mij verscheen,
Zo middenin mijn strijd, Ging twijfel weg en vrees verdween; Mijn hart was rijk verblijd. Mijn geest en hart zijn voor mijn Heer’ En Zijn beleid en volk; In mij geen trots of hebzucht meer, Als ik Zijn eer vertolk. O, niets dan Jezus zie ik dan, bij Hem rust vast mijn geest. Wat dierbaar is voor deze Man, Telt ook voor mij het meest. Och, Zijn bezoek duurt niet zo lang; Hij laat niet echt alleen, Maar als Hij gaat, word ik zo bang, En alle troost lijkt heen. Bezoek ik weer mijn droeve plek, Dan voelt die als woestijn; Zo zwak ben ik en vol gebrek, Ik wens niet dor te zijn! Kom regelmatig op bezoek, Of blijf toch langer hier. Komt U niet, niets kan ik dan doen, Maak haast, o God, dit uur. Berijming: Ds. H. Brons
|