Pilgrims we are, to Canaan bound; Our journey lies along this road; This wilderness we travel round, To reach the city of our God.
And here as travellers we meet, Before we reach the fields above, To sit around our Master’s feet, And tell the wonders of his love.
Oft have we seen the tempest rise; The world and Satan, hell and sin, Like mountains, seemed to reach the skies, With scarce a gleam of hope between.
But still, as oft as troubles come, Our Jesus sends some cheering ray; And that strong arm shall guide us home Which thus protects us by the way.
A few more days, or months, or years, In this dark desert to complain; A few more sighs, a few more tears, And we shall bid adieu to pain.
Vertical Divider
De vertroosting van de pelgrim
Psalm 34:20; Hebreeën 11:13
Pelgrims zijn we, op weg naar Kanaän; Onze reis voert langs dit pad; We reizen rond in deze woestijn, Om de stad van onze God te bereiken.
En hier ontmoeten we elkaar als reizigers, Voordat we de velden daarboven bereiken, Om te zitten rond de voeten van onze Meester, En de wonderen van Zijn liefde te vertellen.
Dikwijls hebben we de storm zien opsteken; De wereld en de satan, de hel en de zonde, Leken als bergen te reiken tot aan de hemelen, Met nauwelijks een straaltje hoop ertussen.
Maar toch, zo dikwijls er moeilijkheden komen, Zendt onze Jezus een vervrolijkende lichtstraal; En die sterke arm zal ons naar huis geleiden, Die ons onderweg aldus beschermt.
Nog enkele dagen, of maanden, of jaren, Om in deze donkere woestijn te klagen; Nog enkele zuchten, nog enkele tranen, En we zullen de pijn vaarwel zeggen.