Hymn 316
Joseph Hart (1712-1768)
Stony Heart
Isaiah 64. 1; Ezekiel 11. 19; 36. 26
O for a glance of heavenly day,
To take this stubborn stone away: And thaw, with beams of love divine, This heart, this frozen heart of mine! The rocks can rend, the earth can quake, The seas can roar, the mountains shake; Of feeling all things show some sign, But this unfeeling heart of mine. To hear the sorrows thou hast felt, Dear Lord, an adamant would melt; But I can read each moving line, And nothing move this heart of mine. Thy judgments, too, unmoved I hear, (Amazing thought!) which devils fear; Goodness and wrath in vain combine To stir this stupid heart of mine. But something yet can do the deed, And that dear something much I need; Thy Spirit can from dross refine, And move and melt this heart of mine. Vertical Divider
|
Stenen hart
Jesaja 64:1; Ezechiël 11:19; 36:26
O, mocht ik een indruk krijgen van een hemelse dag,
Om deze weerspannige steen weg te nemen En dit hart te ontdooien, met stralen van goddelijke liefde, Dit mijn bevroren hart! De rosten kunnen scheuren, de aarde kan beven, De zeeën kunnen bruisen, de bergen schudden; Alle dingen tonen een teken van enig gevoel, Behalve dit mijn ongevoelige hart. Te horen over de smarten die Gij gevoeld hebt, Dierbare Heere, zou een diamant smelten; Maar ik kan elke ontroerende zin lezen, En niets grijpt dit mijn hart aan. Ook hoor ik Uw oordelen onbewogen aan, (Verbazingwekkende gedachte) die de duivels vrezen; Goedheid en toorn zijn tevergeefs samengevoegd Om dit dwaze hart van mij in beroering te brengen. Maar toch is er iets dat het kan doen, Dat dierbare iets heb ik zeer nodig; Uw Geest kan van schuim zuiveren En dit mijn hart bewegen en smelten. Vertaling: Bas Groenenboom
Berijming
Dat toch Uw hemel opengaat; Dat mij die stugge steen verlaat. Ontdooi met liefd’ en kom dichtbij Dit vastgevroren hart van mij. Soms scheurt de rots, de aarde beeft; Soms kolkt de zee, een berg beweegt; Gevoelig lijkt soms zelfs een kei, Maar niet dit harde hart van mij. Beton zou smelten zelfs, wanneer Het zag Uw weg van lijden, Heer’. Maar kil blijf ik, hoe erg het zij, Want niets beroert dat hart van mij. Uw vonnis laat mijn hart ijskoud, Waar Satans straf hém wél benauwt. Niet goedheid, ook geen straf op rij – Niets raakt dat dwaze hart van mij. Toch is er Iemand wel in staat Tot wat ik mis: een wonderdaad. Van droesem maak’ Uw Geest mij vrij; Beweeg en smelt dat hart van mij! |