If Solomon for wisdom prayed, The Lord before had made him wise; Else he another choice had made, And asked for what the worldlings prize.
Thus he invites his people still, But first instructs them how to choose, Then bids them ask whate’er they will, Assured that he will not refuse.
And dost thou say, “Ask what thou wilt”? Lord, I would seize the golden hour; I pray to be released from guilt, And freed from sin and Satan’s power.
More of thy presence, Lord, impart, More of thy image let me bear; Erect thy throne within my heart, And reign without a rival there.
Give me to read my pardon sealed, And from thy joy to draw my strength; To have thy matchless love revealed In all its height, and breadth, and length.
Grant these requests; I ask no more, But to thy care the rest resign; Sick or in health, or rich or poor, All will be well if thou art mine.
Toen Salomo om wijsheid bad, Had de Heere hem tevoren al wijs gemaakt; Anders had hij een andere keus gemaakt, En zou gevraagd hebben om wat de wereldling van waarde acht.
Zo nodigt Hij Zijn volk nog steeds, Maar leert hen eerst hoe te kiezen, Dan gelast Hij hen te vragen wat zij maar willen, Verzekerd zijnde dat Hij niet zal weigeren.
En zegt Gij: ‘Begeer wat gij wilt’? Heere, ik zou het gouden uur aan willen grijpen Ik bid om bevrijd te worden, Van zonde, schuld en satans kracht.
Verleen meer van Uw tegenwoordigheid, Heere, Laat mij meer van Uw beeld dragen; Richt Uw troon op in mijn hart, En regeer daar zonder mededinger.
Verzegel de vergeving van zonden aan mijn hart, En om uit U vreugde tot mijn sterkte te trekken; Om Uw onvergelijkelijke liefde geopenbaard te hebben In al haar hoogte, breedte en lengte.
Schenk deze verzoeken; meer vraag ik niet, Maar laat de rest aan Uw zorg over; In ziekte of gezondheid, of rijkdom of armoede, Alles zal wel zijn als U de mijne bent.
Vertaling: Gerben Jongsma en Pieter Zuidijk
Berijming Toen Salomo om wijsheid bad, Had God hem eerst al wijs gemaakt; Want anders was zijn voorkeur wat De wereldling het heerlijkst smaakt.
Zo nodigt God ook nu Zijn kind, Maar leert eerst hoe het kiezen mag, Vraagt dan wat het belangrijk vindt, En zegt dat Hij het geven zal.
En zegt U: vraag Mij wat u wilt? Heer’, schenk me uit Uw gouden hoorn; Verlos me van mijn zware schuld, Bevrijd van zonde, stil Uw toorn.
Toon U nabij, met mij begaan, Leg meer Uw heerlijk beeld op mij; Verdrijf het kwaad uit mijn bestaan, Herstel in mij Uw heerschappij.
En lees mij uit mijn vrijspraak voor, Geef dat ik van Uw vreugde weet, En dat ik van Uw liefde hoor Hoe hoog zij is, en lang, en breed.
Geen vragen meer als U dit schenkt, Ik laat aan U, wat U dan doet; Of U aan pijn of blijdschap denkt – Bent U mijn God, dan is het goed.