Hymn 967
Benjamin Beddome (1717–1795)
|
|
God of my life, to thee I call;
Afflicted at thy feet I fall; When the great water-floods prevail, Leave not my trembling heart to fail. Friend of the friendless and the faint, Where should I lodge my deep complaint? Where but with thee, Whose open door Invites the helpless and the poor? Did ever mourner plead with thee, And thou refuse that mourner’s plea? Does not the word still fixed remain, That none shall seek Thy face in vain? That were a grief I could not bear, Didst Thou not hear and answer prayer; But a prayer-hearing, answering God Supports me under every load. Poor though I am, despised, forgot, Yet God, my God, forgets me not; And he is safe, and must succeed, For whom the Lord vouchsafes to plead. |
God van mijn leven, tot U roep ik;
Verdrukt val ik aan Uw voeten; Wanneer de grote waterstromen de overhand nemen, Laat mijn bevend hart het niet opgeven. Vriend van de vriendelozen en de zwakken, Waar zou ik mijn diepe klacht ontboezemen? Waar dan bij U, Wiens open deur De hulpelozen en de armen uitnodigt? Heeft ooit een treurende met U gepleit, En Gij de pleitbede van die treurende afgewezen? Blijft het woord niet nog steeds vast staan, Dat niemand Uw aangezicht tevergeefs zal zoeken? Dat ware een smart die ik niet kon dragen, Als Gij het gebed niet hoorde en beantwoordde; Maar een gebedshorend -en beantwoordend God Ondersteunt mij onder iedere last. Al ben ik arm, veracht, vergeten, Nochtans vergeet God, mijn God, mij niet; En hij is veilig, en moet wel slagen, Voor wie de Heere Zich verwaardigt te pleiten. Vertaling: Ruth Pieterman |