Stichting Vrienden van The Gospel Standard
  • Home
  • Hymnen
  • Strict Baptists
    • Brieven en levensbeschrijvingen
    • Historie van The Gospel Standard
    • Meditaties
    • Preken
    • Kerken
  • Webwinkel
  • Over ons
  • Archief
    • Citaten
    • Downloads
    • Nieuws
    • Preken-meditaties bestanden
  • Links
    • Engelstalige sites
    • Engelse Hymns Vianen
    • RuthInterpres
    • Stichting het Braambos

rechtvaardiging door het geloof alleen

6/8/2020

 
Een belijdenis van John Berridge (1716-1793)
​​Deze brief schrijf ik met het verlangen en de bedoeling om u te vertellen wat de Heere kortgeleden voor mijn ziel gedaan heeft. Het is misschien wel nodig om eerst wat te vertellen over mijn manier van leven vanaf mijn jonge jaren tot nu.
John Berridge
​Toen ik een jaar of veertien was, behaagde het de Heere om mij te laten zien dat ik een zondaar was en wedergeboren moest worden eer ik Zijn koninkrijk binnen zou kunnen gaan. Daarom nam ik mijn toevlucht tot lezen, bidden en waken. Ik beeldde mij in dat ik daardoor in staat gesteld zou worden om enige vooruitgang te boeken op het gebied van heiligmaking. Op deze wijze ging ik voort, hoewel niet altijd even ijverig, tot ongeveer een jaar geleden. Ik dacht dat ik op de rechte weg naar de hemel was, hoewel ik geheel van het pad af was. Ik beeldde mij in dat ik naar Sion reisde, ondanks dat ik mijn aangezicht nog nooit naar die stad gewend had. God liet mij zien dat ik het verkeerd had door mijn bediening van het Woord niet te zegenen , maar lange tijd lette ik daar niet op. Ik gaf de ondeugende harten van mijn hoorders de schuld van mijn gebrek aan voorspoed, en niet mijn eigen ondeugende leer.

U vraagt zich misschien af: ‘wat was uw leer?’ Wel, geliefde vriend, het was de leer die elk mens van nature in zijn hart heeft wanneer hij nog onwedergeboren is, namelijk dat wij gedeeltelijk door ons geloof en gedeeltelijk door onze werken gerechtvaardigd moeten worden. Deze leer preekte ik zes jaren lang bij een gemeente die ik vanaf mijn schooltijd diende. Ik dacht dat ik zeer goed mijn best deed en drukte de heiligmaking zeer ernstig op hun harten. Toch bleven zij net zo ongeheiligd als tevoren. Niet één ziel werd tot Christus gebracht. Weliswaar was er in iets meerdere mate de gedaante van godzaligheid in de gemeente te bespeuren, maar geen greintje van de kracht ervan.

Uiteindelijk verhuisde ik naar Everton, waar ik ook ben blijven wonen. Ook hier drukte ik de heiligmaking en wedergeboorte zo vurig als ik maar kon op hun harten. Omdat ik na twee jaren op die wijze gepreekt te hebben nog steeds geen zegen op het werk had, begon ik ontmoedigd te worden. In mijn hart kwam een verborgen, angstig voorgevoel op dat het met mijzelf niet goed was. Dit gebeurde ongeveer tijdens de laatste kerstdagen. Deze twijfel werd sterker. Uiteindelijk werd die twijfel zeer pijnlijk. Omdat ik toen sterke twijfels had, riep ik zeer vurig tot de Heere: ‘Heere, als ik het bij het rechte eind heb, houd mij dan zo, maar als ik het niet bij het rechte eind heb, wilt U mij dan terecht brengen. Breng mij tot de kennis van de waarheid zoals die in Jezus is.’

Nadat ik ongeveer tien dagen lang tot de Heere geroepen had, behaagde het Hem om mijn gebeden te verhoren op de volgende, wonderlijke wijze. Toen ik op een morgen in mijn huis zat en nadacht over een schriftgedeelte, werd mijn gemoed met wonderbaarlijke kracht getroffen door de volgende woorden. Zij schenen een stem uit de hemel te zijn: ‘Stop met uw eigen werken.’ Voordat ik die woorden hoorde, bevond mijn gemoed zich in een ongewone kalmte. Zo snel ik echter die woorden hoorde, begon het onmiddellijk te stormen in mijn ziel. Mijn tranen stroomden als een stortvloed uit mijn ogen. Onmiddellijk vielen de schellen van mijn ogen. Nu zag ik duidelijk de rots waar ik bijna dertig jaren lang op geslagen had. Vraagt u wat voor een rots dit was? Wel, het was enige verborgen rust op mijn eigen werken om zo tot de zaligheid te komen. Ik hoopte gedeeltelijk in mijn eigen naam en gedeeltelijk in Christus Naam zalig te worden, hoewel mij verteld was dat de zaligheid in geen andere naam is dan in de Naam van Jezus Christus (Hand. 4:12). Ik had gehoopt om gedeeltelijk door mijn eigen werken en gedeeltelijk door Christus’ verdiensten zalig te worden, hoewel mij verteld was dat wij zalig worden uit genade, door het geloof en niet uit de werken (Ef. 2:8-9). Ik had gehoopt gedeeltelijk door mijn eigen goede werken genade te krijgen te bij God, hoewel ons verteld was dat wij begenadigd worden in de Geliefde (Ef. 1:6). Ik had gehoopt gedeeltelijk door mijn eigen gehoorzaamheid aan de wet vrede met God te krijgen, hoewel mij verteld was dat er alleen door het geloof vrede verkregen kan worden (Rom. 5:1). Ik had gehoopt mijzelf een kind van God te maken door middel van heiligmaking, hoewel ons verteld was dat wij kinderen van God gemaakt worden door het geloof in Christus Jezus (Gal. 3:26). Ik had gedacht dat de nieuwe geboorte of het nieuwe schepsel bestond in heiligmaking, maar nu weet ik dat die bestaat in ons tot het geloof in Christus te brengen (1 Joh. 5:1). Vergelijk ook eens de volgende teksten met elkaar: Galaten 6:15 en Galaten 5:6. Daar zult u zien dat het nieuwe schepsel het geloof is, door de liefde werkende. De apostel voegt de woorden door de liefde werkende eraan toe om het levende geloof te onderscheiden van het dode geloof.

Wanneer wij gerechtvaardigd worden, dan wordt dat gedaan om niet. Met om niet wordt bedoeld: uit genade, zonder ook maar de minste verdienste van ons, enkel en alleen door de genade van God door Jezus Christus (Rom. 3:24-28). Al hetgeen voorafgaand aan onze rechtvaardiging nodig is, is dat wij door de Geest van God overtuigd worden van onze totale zondigheid (Jes. 64:6); dat wij van nature kinderen des toorns zijn vanwege onze erfzonde (Ef. 2:3) en dat wij onder de vloek van God liggen vanwege onze dadelijke zonden (Gal. 3:10); ja dat wij onder deze overtuigingen zullen moeten komen tot de Heere Jezus Christus, verloochenend al onze eigengerechtigheid en betrouwend alleen op Zijn gerechtigheid. Hij is door God aangewezen om te zijn de HEERE onze gerechtigheid (Jer. 23:6).

Christus zegt: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt (door de last van de zonde), en Ik zal u rust geven (Math. 11:28). Dat is: Ik zal de last wegnemen, Ik zal u bevrijden van de schuld van de zonde. U kunt hier zien dat het enige dat van ons vereist wordt wanneer wij tot Christus komen, is dat wij belast komen en gevoelen dat niemand dan Christus deze last weg kan nemen. Christus is niet gekomen om de rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering te roepen. Zie ook (Luk. 5:32). Hoor eens wat Hij roept in Jesaja 55:1: O alle gij dorstigen! Komt tot de wateren … koopt wijn en melk (dat zijn de zegeningen van het Evangelie) zonder geld, en zonder prijs. Hier wordt ons bevolen geen geld mee te brengen, dat is, geen verdiensten van onszelf. Wij moeten niet denken dat wij deze zegeningen kunnen kopen door enige verdienste van ons. Zij worden ons om niet gegeven, dat is, uit genade. Zij moeten ook om niet ontvangen worden. Niets wordt van ons vereist, dan naar ze te dorsten.

Waarom werd de farizeeër afgewezen (Luk. 18:10, etc.)? Omdat hij met zijn eigen werken voor God wilde komen. Hij was toegewijd, rechtvaardig, kuis, sober en dankte God dat Hij hem in staat stelde zo te zijn. Heel mooi. Tot zover was alles goed. Vervolgens steunde hij echter op een of andere manier op deze werken en kwam hij met de verdiensten ervan tot God. Dit laat ons zien dat hij niet wist wat voor een zondaar hij was en dat hij alleen maar zalig kon worden uit genade, door het geloof. Hij opent zijn mond voor God en pleit voor zijn eigen zaak, hoewel God bekendgemaakt heeft dat alle mond gestopt zal worden voor Hem en dat de gehele wereld schuldig voor Hem zal staan (vgl. Rom. 3:19). Hoe werd de tollenaar gerechtvaardigd? Door de toegerekende verdiensten van Christus. Niet vanwege zijn eigen werken. Nee, hij kwam tot Hem onder de last van zijn verkeerde werken. Daarom kwam hij in zichzelf beschuldigd, in zichzelf veroordeeld. Hij riep slechts om genade, die alleen in Jezus gevonden kan worden.

Geliefde vriend, hoor wat de opkomst en voortgang van de ware godsdienst in de ziel van mensen is. Wanneer de Geest van God een mens overtuigd heeft dat hij een kind des toorns is onder de vloek van God (in die staat verkeert eenieder totdat hij Jezus Christus door het geloof ontvangen heeft in zijn hart,) dan wordt het hart van zo’n persoon verbroken vanwege de zonde. Dan voelt hij ook wat hij nog nooit eerder gevoeld heeft: namelijk dat hij geen geloof heeft. Daarom betreurt hij zijn boze, ongelovige hart. In deze staat gaan zij voort, sommigen langer en anderen korter, totdat het God behaagt voor hen te werken.

Laat mij nu wijzen op het grote bedrog dat bijna mijn ziel geruïneerd zou hebben. Al heel jong zag ik iets van de onheiligheid van mijn natuur en de noodzaak van wedergeboorte. Daarom waakte, bad en vastte ik. Ik dacht dat ik door deze middelen mijn hart wel zou kunnen reinigen, hoewel het hart alleen door het geloof gereinigd kan worden (Hand. 15:9). Waken, bidden en vasten zijn noodzakelijke plichten. Toch had ik, net als vele anderen, een verborgen vertrouwen op die zaken. Ik dacht dat ze voor mij wel konden doen hetgeen Christus alleen kon doen. In ieder geval voor een gedeelte. De waarheid is, dat ik mijzelf wel zag als een zondaar, ja een grote zondaar, maar toch zag ik mijzelf niet als een totaal verloren zondaar. Daarom kwam ik niet tot Jezus alléén om zalig te worden. Ik verachtte de leer van de rechtvaardigmaking door het geloof alleen. Ik beschouwde het als een dwaze en gevaarlijke leer. Ik was nog niet ontbloot van al mijn eigengerechtigheid en kon die niet beschouwen als vuile vodden. Daarom probeerde ik mijn eigengerechtigheid op te richten en onderwierp ik mij niet aan de gerechtigheid van God door het geloof (Rom. 10:3). Ik zocht niet naar de gerechtigheid door het geloof, maar als het ware door de werken van de wet. Zo struikelde en viel ik (Rom. 9:31-32).

Ik zal een alledaags voorbeeld geven. Ik plaatste de gerechtigheid van God in de ene schaal en alle goede werken van mijzelf in de andere schaal van de weegschaal. Wanneer ik er vervolgens elke keer maar weer achter kwam dat mijn goede werken minder gewicht hadden dan de gerechtigheid van God, gooide ik Christus erin om de schalen toch in balans te krijgen. Werkelijk, dit doet iedereen die op de zaligheid hoopt, gedeeltelijk door te doen wat hij kan voor zichzelf en gedeeltelijk door te rusten op Christus om het gebrekkige goed te maken. Toch zal Christus een volkomen Zaligmaker, of in het geheel geen Zaligmaker zijn. Als u denkt dat u zelf enige goede werken hebt om uzelf bij God aan te bevelen, dan is het zeker dat u geen aandeel hebt in Christus. Zelfs het minste rusten op uw eigen werken het denken dat die iets voor u kunnen betekenen, terwijl Christus de rest doet, plaatst u onder de vloek van God. Ook al bent u nog zo sober, serieus, rechtvaardig en godsdienstig.

​Everton, Bedfordshire, 3 juli 1758
The Gospel Standard, 2016, blz. 91

Comments are closed.

    Uit het leven

    Aspecten uit het leven van Gods kinderen onder de Strict Baptists in Engeland overgenomen uit hun brieven, geschriften en in memoriams.

    Categorieën

    All
    Brieven
    In Memoriam
    Levensbeschrijving

    RSS Feed

© 2016-2025 Stichting Vrienden van The Gospel Standard  •  bank  ​•   contact  •  cookies  •  privacy  •  meld u ook aan als vriend
  • Home
  • Hymnen
  • Strict Baptists
    • Brieven en levensbeschrijvingen
    • Historie van The Gospel Standard
    • Meditaties
    • Preken
    • Kerken
  • Webwinkel
  • Over ons
  • Archief
    • Citaten
    • Downloads
    • Nieuws
    • Preken-meditaties bestanden
  • Links
    • Engelstalige sites
    • Engelse Hymns Vianen
    • RuthInterpres
    • Stichting het Braambos