In 2014 is het tweehonderd jaar geleden dat William Gadsby een gezangenbundel uitgaf. Dit gezangboek bevatte gezangen van diverse dichters waaronder liederen die hij zelf had gedicht. Ze zijn van een Schriftuurlijk-bevindelijk gehalte en zijn voor velen van Gods volk tot zegen geweest. Deze gezangenbundel worden nog steeds gebruikt in de gemeenten van de Strikt Baptisten gegroepeerd rond het blad “The Gospel Standard”. Ds. B.A. Ramsbottom, predikant te Luton en redacteur van The Gospel Standard, hield op de jaarlijkse bijeenkomst op 11 april 2014 een referaat over Gadsby’s gezangboek. Hier volgt de toespraak die hij hield. Voorzitter en geliefde vrienden, ik spreek tot u deze middag als een liefhebber van Gadsby’s gezangboek, en ik ben er zeker van dat er zeer velen hier onder u zijn in de gemeente deze middag, die precies hetzelfde gevoelen als ik. Dit jaar staat in het teken van de 200e verjaardag van deze eerste uitgave. Ik heb steeds gedacht dat er geen origineel exemplaar meer bestond, en daarom was ik verheugd toen de Gospel Standard Trust er een voor mij vond en deze mij vriendelijk aanbood, fraai gebonden (hij houdt het boek omhoog). Enige tijd geleden zei de redacteur van “Christian Hymns” tot mij dat hij geloofde dat geen gezangboek een langer leven beschoren was dan 20 jaar! Mijn antwoord was dat die van ons 200 jaren bereikt had. Ik geloof dat we zoveel reden tot dankbaarheid hebben. Wij zijn vandaag niet bijeen om William Gadsby te eren of de andere gezangdichters, maar om te trachten om God te verheerlijken voor dit wonderbaarlijke geschenk dat onze kerken zulk een lange tijd gehad hebben. Het is niet mijn bedoeling deze middag om te proberen u de geschiedenis van Gadsby’s gezangboek uiteen te zetten gedurende 200 jaar. Matthew Hyde heeft veel onderzoek gedaan en een uitmuntend boek gemaakt over dit onderwerp. Er zijn slechts drie punten die ik onder u naar voren wil brengen deze middag aangaande 200 jaar Gadsby’s gezangboek. Het eerste punt is: de wijze waarop het onze gemeenten heeft aaneen verbonden. Ik denk dat, als wij op de dag des Heeren samenkomen, in bijna al onze gemeenten hetzelfde gezangboek gebruikt wordt, uitdrukking gevend aan dezelfde heerlijke waarheden. Welnu, toen ik voor het eerst uitging om te prediken, kwam ik nogal veel gezangboeken tegen die in gebruik waren: die van Dr. Watts, Daniël Matthew, Denham, James Wells, Stevens, en hier te Clifton hadden zij hun eigen verzameling, de Clifton lofzangen. Tegenwoordig lijkt het dat wij hierin verenigd zijn: deze eendrachtige uitdrukking van de heilige waarheden van het Evangelie van de genade Gods. Want het maakt werkelijk niet uit wie de predikant is of welke plaats het is, er is hetzelfde gezangboek, dezelfde God, dezelfde waarheid, en ik geloof gezegend met dezelfde genadige tegenwoordigheid. Vele jaren geleden had Joseph Elsworth, die gedurende meer dan 50 jaar diaken was te Coventry, bijna elke plaats waar eredienst gehouden werd in de stad bezocht. In grote zielennood ging hij van plaats tot plaats, hij bezocht zelfs de rooms-katholieken, en vond geen bevrediging. Op een morgen op de Dag des Heeren ging hij troosteloos, vroeg in de morgen, voorbij de “Rehoboth” kerk en hij zei tegen de koster: “mag ik binnenkomen?” En de koster zei: “ja, maar u zult een lange tijd op de dienst moeten wachten.” In elk geval, hij ging naar binnen en gedurende de tijd dat hij wachtte op de dienst, nam hij Gadsby’s gezangboek en hij las één, hij las nog één, hij bleef lezen en toen zei hij: “als zij hier zulke gezangen zingen, zal ik leven en sterven in het bezoeken van deze kerk.” Dus was er een man die zijn oren aan de deurposten van het huis gepriemd gekregen had voordat hij ooit het Evangelie had horen prediken. Dat is dus mijn eerste punt vanmiddag: de wijze waarop Gadsby’s gezangboek een teken van verbinding onder ons is. De tweede zaak nu waarvoor wij dankzegging doen is deze: u zou bijna kunnen zeggen dat ons gezangboek een “kort begrip van de godgeleerdheid” is – de heerlijke waarheden van de Goddelijke openbaring overeenkomstig de Schrift die het uiteenzet. Het schijnt mij toe dat Gadsby’s gezangboek in de loop der jaren de gedachten van onze gemeenten onder Gods zegen meer dan iets anders gevormd heeft. Wij zingen de gezangen; wij horen ze geciteerd worden van de preekstoel; velen van onze uitdrukkingen in de gebeden zijn juist kleine gedeelten van regels uit onze gezangen. Het schijnt mij toe dat zelfs meer dan onze Artikelen des Geloofs, het ons gezangboek geweest is dat, onder de gewijde invloed van de Heilige Geest, gebruikt is geweest om de waarheid, zoals die in Jezus is, te bevestigen in onze gemeenten. Wat is het tot een zegen geweest voor mensen, ieder in het bijzonder, in het bepeinzen van de waarheden die wij geloven! Als ik u een voorbeeld mag geven uit mijn eigen leven: ik geloof dat, toen ik een student was aan de universiteit, de Heere mij zeer liefelijk inleidde in de waarheden van het verbond der genade, in alles welgeordineerd en bewaard, bevestigd met een eed, verzegeld met het bloed van Christus en ik vertrouw van mijn persoonlijk aandeel daarin. Maar ik was van huis. Ik had geen enkele verklaring; ik had geen enkele concordantie; en verlangde ik niet biddende om meer te weten wat dit heerlijk verbond was, wat ik zo dierbaar bevond! En welk een zegen was Gadsby’s gezangboek toen voor mij! Ik was gewoon om de gezangen op te zoeken over het verbond. Ik denk aan 87, ik denk aan 921 - zovele van die schone gezangen, bijzonder die van John Kent. Ik geloof dat in die tijd Gadsby’s gezangboek genadig door de Heere Zelf gebruikt werd in mijn persoonlijke bevinding om mij te bevestigen in verbondswaarheid, verbondsliefde, verbondsgenade, verbondsgetrouwheid, verbondszaligheid - zaken waarvoor ik altijd dankbaar ben en zaken die ik nooit vergeten kan. Welnu, dat is het tweede punt: de gezegende invloed van ons gezangboek op het leerstellig geloof in onze gemeenten. En vervolgens de derde zaak waarvoor wij vandaag op deze 200e verjaardag dankzegging doen, en wellicht de meest belangrijke van alle: de zegen waartoe deze gezangen gesteld zijn voor de zielen van Gods volk onder de invloed van de Geest Gods. Ik ben er zeker van dat er hier vanmiddag veel mensen zijn die zouden kunnen opstaan en hun eigen persoonlijke getuigenis daarvan geven. Ik denk aan het lieve volk des Heeren in de diepten van smart door de jaren heen en o, de vertroosting die gezangen als deze zijn geweest voor hun zielen in hun grote ellende: “Welk een vast fundament, gij heiligen des Heeren”; “God werkt op een verborgen wijze”; “Soevereine Heerser der hemelen”. Ik weet zeker dat u er veel meer kunt bedenken. En vervolgens door de jaren heen, hoeveel bezochte, verzochte zielen, die de grootheid van hun zonden en ellende gevoelden in de tegenwoordigheid van een heilig God, zijn bemoedigd geworden wanneer zij zongen: “De walgelijkste zondaar uit de hel, Die leeft om zijn nood te gevoelen, Is welkom…” In de allereerste dagen van de uitgave van Gadsby’s gezangboek werd het tot zegen gesteld in de geestelijke bekering van een volslagen vreemdeling. Er was een man die een kruidenierswinkel binnenging om wat spek en wat kaas te kopen en het was gewikkeld in enkele proefdrukken van Gadsby’s gezangen. Wel, toen hij thuiskwam pakte hij het pakket met zijn kaas en zijn spek uit, maar hij verkreeg iets beters. Hij las: “Denk na, mijn ziel! En stel de vraag, Zijt gij gereed God te ontmoeten?” Een wezenlijke vraag - en de Heilige Geest drukte het met Goddelijke autoriteit en kracht op zijn hart zodat hij van de dood tot het leven gebracht werd. Welnu, dat was het begin. Nog maar kort geleden hoorde ik van een einde: een godzalige vrouw van wie de moeder stervende was en iedereen dacht het goede van de oude vrouw die stervende was. Mensen leken niet zo heel veel twijfel te hebben of zij een kind van God was, maar zij was nauwelijks in staat geweest om iets te vertellen. De laatste ogenblikken waren gekomen en zij kon nauwelijks spreken, haar stem was zo zacht dat haar dochter zo dichtbij kwam als zij kon, bracht haar oor vlak boven haar stervende moeder en zij hoorde een zachte fluistering: “’t Was Jezus, mijn Vriend, toen Hij hing aan het kruis, Die opende de weg van genade voor mij.” Nog maar kort geleden stierf er iemand in een van onze “Bethesda” tehuizen. Vroeger in haar leven, pijnlijk verzocht, gekweld, benauwd door de satan, gevoelde zij dat er niets overbleef dan om naar de rivier te gaan en een einde te maken aan haar eigen leven. Maar op weg daarheen moest zij langs een begraafplaats gaan, en toen zij haar hoofd ophief keek zij op een grafsteen en daar las zij een vers van een lied uit Gadsby’s gezangboek, en zij ging terug naar huis, vertroost, gezegend. Ik vernam dat de oude overgrootvader van de familie Field in zijn vroegere dagen behoorde tot de Wesleyanen. Gebracht zijnde in diepe zielennood over zijn zonde, zijn ziel en de eeuwigheid, kon hij geen enkele verlichting vinden. Uiteindelijk ging hij een kerk binnen in Sussex, óf het was een van ons of het was een calvinistische kerk van de Independenten. De predikant zei: “Vlucht dan, ontwaakte zondaar, vlucht; Uw geval staat geen stilstaan toe; De fontein is nu geopend tegen de zonde; Kom, was uw schuld weg.” Het was een volkomen verlossing. Wel, vele dingen heb ik genoemd: een begin, een einde, een uitredding en een volkomen verlossing tot de liefelijke vrijheid van het Evangelie. Ik denk dat het wellicht goed is om alleen nog twee gevallen uit mijn eigen geringe leven te noemen, toen, geloof ik, de liederen uit Gadsby’s gezangboek waarlijk dierbaar gemaakt werden. Ik ga helemaal terug tot mijn begin in het zoeken van de zaligheid, en ik denk dat dit misschien mijn hoop genoemd kan worden, mijn verlossing: “Mijn zonden, o hoe zwart verschijnen zij, Toen zij in die dierbare boezem samenkwamen! Die zonden waren de nagels en de speer Die Zijn zijde en Zijn voeten verwonden. ‘t Was gerechtigheid waarom Zijn hoofd omstrengelden De doornen, die het rondom omringden; Uw slapen, Immanuël, bloedden, Opdat de mijne met glorie gekroond zouden worden.” En ik geloof dat ik Hem toen liefhad! Bij een andere gelegenheid was ik bijna in zwarte wanhoop, toen zulke vreselijke, beproevende omstandigheden in mij leven gekomen waren, en plotseling ziende op de majestueuze heuvelen die mijn geboorteplaats omringden en de zon op een van die scheen, o het gewicht, de kracht: “Voordat deze heuvelen in orde vaststonden, Of de aarde haar vorm had ontvangen, Van eeuwigheid zijt Gij God, Tot in oneindige jaren Dezelfde.” Ik zag dat de aller-onmogelijkste zaak voor God eenvoudig was en Hij deed het de volgende morgen. Zo ben ik er zeker van dat velen van u uw gering getuigenis ervan kunt geven welk een zegen ons gezangboek is geweest, tot prijs en eer en heerlijkheid van Zijn Naam. Wij plaatsen Gadsby’s gezangboek niet boven de Heilige Schrift; wij hebben Gadsby’s gezangboek lief omdat het in overeenstemming is met de Schrift en de Schrift verklaart. Sommigen die niet houden van het zingen van onze gezangen[1] hebben een vraag gesteld, en de vraag is: kunt u sterven op een regel van een lied van Gadsby’s gezangboek? Wel, het antwoord is eenvoudig en duidelijk: wij zouden kunnen sterven op de waarheid in een regel van Gadsby’s gezangboek, maar bijzonder zouden wij kunnen sterven op Christus geopenbaard aan onze zielen door de Heilige Geest in één regel van Gadsby’s gezangboek. Daarom danken wij vandaag de almachtige God voor deze zeer dierbare gave aan onze kerken. “Gode zij dank”. De voorzitter bedankt dhr. Ramsbottom voor deze zeer nuttige herdenking van ons Gadby’s gezangboek en zei dat slechts twee week geleden een welbekende, hedendaagse Evangelische predikant, die alleen de Psalmen zingt, met hem gesproken had en gezegd dat hij in twijfel stond over elke kerk die het gezangboek van Gadsby heeft en die het vervolgens prijsgeeft, dat het een teken is dat zij op een hellend vlak zijn. De voorzitter zei: “Moge de Heere ons helpen om trouw te blijven aan de erfenis van de waarheid, van de leer en de bevinding die in dat gezangboek is. Uit: The Gospel Standard, juni 2014, ds. B.A. Ramsbottom [1] Het was in 1690 dat het zingen van gezangen voor het eerst geïntroduceerd werd in onze kerken – niet zonder twist. Vreemd genoeg ging de twist er niet over of het zingen van gezangen toegestaan moest worden (onderscheiden van alleen Psalmen) maar of het zingen op zich toegestaan moest worden. Na enige jaren verminderde de twist en het zingen van gezangen werd de gewone praktijk in de kerken van de nonconformisten. Ten slotte vermelden we nog het meest bekende gezang van Gadsby. Deze werd ook gezongen op de bijeenkomst zoals die gehouden is in april 2014. Ds. C.J. Meeuse heeft de Nederlandse vertaling voor ons berijmd, waarvoor wij hem zeer erkentelijk zijn!
Comments are closed.
|
AuteurDe citaten op deze pagina zijn in de vorm van blogs geschreven. Categorie
All
|