William Gadsby’s opvatting over hoe het Evangelie gepredikt moet worden We houden eraan vast dat het het recht is van een dienstknecht van Jezus Christus het Evangelie te prediken voor het gehoor van allen die het horen; en wat we verkeerd vinden is dat men het Evangelie niet predikt tot allen die het horen, maar dat mensen beweren dat ze gemachtigd zijn om het Evangelie aan te bieden aan allen die het horen. We achten dat het een ding is om het Evangelie te prediken, en dat het Evangelie aanbieden een heel andere zaak is. Vandaar dat wanneer een man op de preekstoel opstaat en zegt: ’In Gods Naam bied ik Christus aan en vergeving en zaligheid aan iedere ziel die aanwezig is; daarom kom nu en neem Christus en de zaligheid aan, terwijl u de gelegenheid hebt; vandaag is het de tijd; morgen kan het te laat zijn, en denk erom dat het uw eigen schuld is dat u niet gered wordt, want ik heb u vandaag Christus aangeboden.’ Nu, we beschouwen dat dit prediken van het Evangelie niet veel meer is dan dat een arme verleide papist zijn kralen telt, dan dat het de ware dienst van God is. Gods wil te prediken en te verkondigen is een ding, maar om aan te bieden wat het enige recht is van God om te geven en bekend te maken is een heel andere zaak. Ongeveer zestien jaar geleden hoorde ik een jonge man van de Hoxton Baptist Academie beweren dat hij preekte en hij maakte de volgende opmerkingen: ’Ik bied u nu Christus aan en Christus staat met open armen om u te ontvangen. Ja, Hij smeekt, Hij bidt, Hij verzoekt u dringend om tot Hem te komen, en het leven te hebben, en toch willen sommigen van u niet komen. Ja, het is alsof God de Vader kwam en voor u op de knieën viel, smekend en vragend Christus te ontvangen en te komen om met Hem verzoend te worden, en toch wilt u niet komen.’ Op deze wijze ging hij nog geruime tijd door. En dit noemde hij het preken van het Evangelie aan alle hoorders. En werkelijk, ik hoorde een predikant in deze stad die zich uitgeeft voor een Calvinist bijna dezelfde uitdrukkingen gebruiken. Van iemand die het Arminianisme aanhangt zou men zulke opmerkingen kunnen verwachten, maar voor iemand die belijdt dat hij gelooft in de eeuwige en absolute verkiezing, is het gebruik van zulke afschuwelijke uitdrukkingen een van de hoogste beledigingen die in een religieuze vorm aangeboden kunnen worden aan God of de mens. Het stelt zowel Christus als God de Vader voor als arme teleurgestelde wezens, die geheel onbekwaam zijn om het hart van een arme, stervende worm te onderwerpen. En welk een bemoediging kan er in zo’n Evangelie zijn voor een arme, diepbedroefde, vertwijfelde zondaar in de wereld om te vertrouwen op de Heere om de zaligheid van Hem te verkrijgen? Wie kan de belangen van de eeuwigheid toevertrouwen in de handen van een wezen, dat een gunst die hij begeert en met ernstige smekingen op zijn knieën verlangt, niet kan verkrijgen. Maar Gode zij dank, wij hebben Christus alzo niet geleerd: ’Wij weten dat wat Zijn ziel begeert, dat doet Hij.’ Daarom zegt Christus: ’Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ ’Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht.’ ’En al uw kinderen zullen van de HEERE geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn.’ ’Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen en zij zullen Mijn stem horen.’ Wat heeft een aangeboden Evangelie van doen met zulke eeuwige bolwerken als deze?
Wanneer alle vrije-wil aanbiedingen in de vergetelheid wegzinken, dan blijven Gods onwrikbare ’zullen’ en ’willen’ staande. Gezegend zij Zijn dierbare Naam, dat er niets onzeker is in de zaligmaking van Zijn volk. Hij laat het niet aan hen over of ze aangeboden genade willen aannemen of niet; nee, zij zullen Zijn stem horen, en zij zullen leven. Als men zou zeggen dat het prediken van het Evangelie en het aanbieden van het Evangelie hetzelfde zijn, dan begrijp ik daaruit, dat waar we de termen ’prediken’ en ’predikend’ in het Woord van God vinden, we ze mogen vertalen met ’aanbieden’ en ’aanbiedend’, maar als dat niet altijd mogelijk is, dan kunnen ze niet hetzelfde zijn. Laten we eens een paar teksten aan deze regel toetsen. ’En heengaande predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’ Als ze zouden verkondigen dat het Koninkrijk der hemelen nabijgekomen was, dan zou dat kloppen, maar om te zeggen dat ze aanboden dat het Koninkrijk der hemelen nabij was gekomen, zou absurd zijn. ’Zeer ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden en preekten (Eng. vert.) in Jezus de opstanding uit de doden.’ Maar hoe zou het klinken, ’boden aan de opstanding uit de doden.’ Laat mensen aanbieden zo veel als ze maar willen, geen mens kan tot Christus komen, tenzij de Vader hem trekke. God spreekt tot de harten van Zijn volk met een kracht die de doden levend maakt en hen gewillig maakt om Christus te ontvangen met een gevoelig besef van de werkelijke noodzaak van Hem, en door de onoverwinnelijke kracht van de Heilige Geest wordt Christus geopenbaard aan het geweten, en de arme ziel verheugt zich, door een levend geloof in Hem, lieflijk in hem. Een aangeboden Evangelie zal zijn als water dat uitgestort wordt op de aarde, dat niet weer verzameld kan worden, maar het Evangelie van Christus zal de tegenstand overwinnen en het zal voorspoedig zijn in datgene waartoe Hij het gesteld heeft. We geloven dat het juist is Wet en Evangelie te preken tot allen die ons horen; te verklaren dat de Heere de mens recht gemaakt heeft, maar dat hij zichzelf verdorven heeft door tegen God te zondigen, en eeuwige toorn door het recht verdiend heeft; en dat de aard en de heiligheid van de rechtvaardige wet die de mens verbroken heeft, zodanig is dat ze zich uitstrekt tot de principes en gedachten van het hart, en voor beiden veroordeelt: ’Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen (zowel in gedachten, woorden en werken) geschreven is in het boek der wet, om dat te doen’. ’Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden’, en toch: ’Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods’. Wij achten dat Jehovah uit werkelijke liefde en strikte rechtvaardigheid voor Zijn eigen heilige natuur, gebonden is om de eer van Zijn wet te handhaven. Eerder dan dat God een tittel of jota van Zijn wet kon herroepen, zou het gehele menselijke ras in eeuwige wanhoop moeten wegzinken, want de wet is heilig, rechtvaardig en goed, en een heilige, rechtvaardige en goede God moet uit liefde tot Zichzelf een rechtvaardige en heilige en goede wet handhaven. Dit prediken wij tot alle hoorders. Wanneer we dit onderwerp behandelen, prediken we ook dat er geen ontkoming is door de werken der rechtvaardigheid die we kunnen doen; aan de rechtvaardige wraak die we hebben verdiend en dat de enige weg waarin God rechtvaardig kan zijn en de Betoner van Zijn rechtvaardigheid voor de goddelozen is door het verzoenend bloed en de rechtvaardigmakende gerechtigheid van Jezus Christus. We verklaren herhaaldelijk dat er geen andere naam onder de hemel onder de mensen gegeven is, waardoor zondaars zalig gemaakt kunnen worden, behalve de naam Christus, en dat de vergeving geschiedt door het bloed van Christus en dat er geen andere wijze is, en dat een iegelijk die in Hem gelooft behouden zal worden en nooit beschaamd zal uitkomen tot in der eeuwen eeuwigheid. Het is voor ons een ware vreugde om te verklaren dat Christus zowel in staat is als gewillig om allen die tot God komen door Hem volkomen zalig te maken, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. We laten ook niet na om aan allen die ons horen te vertellen dat deze zaligheid louter uit genade is, en dat er niets onzekers of twijfelachtigs in is, maar dat de belofte zeker is voor al het zaad der belofte; want de eeuwige God heeft uit eeuwige liefde voor Zichzelf een volk uitverkoren, dat Hij zal verlossen met een eeuwige verlossing, welke wil daar ook tegenop komt. De Drie-enige God heeft een eeuwig verbond aangegaan ten behoeve van de uitverkorenen, in Christus als hun Borg. Hij heeft hun zaak in Zijn eigen handen genomen en heeft Zichzelf aansprakelijk gesteld voor al hun zonden. Ja, Hij heeft werkelijk het zaad van Abraham verbonden met Zijn Godheid. In deze natuur heeft Hij volkomen voldaan voor al de zonden van de uitverkorenen, en het Goddelijk recht is zeer voldaan met de genoegdoening die Hij gegeven heeft, zodat Hij het niet alleen mogelijk heeft gemaakt dat zondaars zalig gemaakt kunnen worden, maar Hij maakt ook de eeuwige gelukzaligheid van Zijn volk zeker. Hij heeft aan de overtreding een eind gemaakt; ’want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden’, of in Hem, hun Hoofd, afgezonderd. ’En de vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren en tot Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden.’ Niet: ’Er zal een aanbod van genade aan hen gedaan worden’; maar ze zullen gekroond worden met eeuwige vreugde, en droefenis en zuchting zullen wegvlieden. We verklaren dat al Gods uitverkorenen gerechtvaardigd worden in de gerechtigheid van Christus, want in de Heere zal al het zaad van Israël gerechtvaardigd worden en zal het roemen. Christus is het einde der wet tot rechtvaardigheid voor ieder die gelooft. We prediken ook dat het de Vader behaagd heeft dat in Christus al de volheid wezen zou, zodat al wat Zijn volk nodig heeft voor het leven of de heiligheid, voor de tijd of voor de eeuwigheid, het alles in Christus, hun levend Hoofd, verzekerd is. We dringen aan op de noodzakelijkheid van berouw en we beschrijven de aard van berouw ten opzichte van God en het geloof ten opzichte van onze Heere Jezus Christus. Maar we prediken ze beide als de vrije gift van God: ’Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering gegeven ten leven!’ Christus is verhoogd ter rechterhand Gods om Israël bekering en vergeving van zonden te geven; en Hij is de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. We prediken ook de absolute noodzakelijkheid dat de Heilige Geest de doden levend maakt; de blinden het gezicht geeft; van zonden, gerechtigheid en oordeel overtuigt, en neemt de dingen die van Christus zijn en ze toont aan Zijn volk, en zo Christus in hun hart verheerlijkt. We scheiden ook het kostelijke van het snode in het naspeuren van de voetstappen van de kudde van Christus en het werk van de Heilige Geest in hun ziel, en we trachten de onderscheidene gevoelens onder Zijn Goddelijk onderwijs te beschrijven. We gaan in op hun hoop en hun vrees, hun op- en neergangen, lafhartigheid en ijver, nederlagen en overwinningen, verdriet en vreugde, vastendagen en feestdagen, tegensprekingen en verruimingen, vertwijfelingen, verleidingen en triomfen. We gaan hen na in hun rouwgewaden, wanneer de tegenwoordigheid van hun Meester is weggenomen, en hun troost dood schijnt te zijn, en in hun prachtige feestgewaden, wanneer hun troost terugkeert op hoogtijdagen. We geven een beschrijving van hun vijanden, tezamen met hun spelonken en holen en listige werken; maar we verzekeren de heilige van de overwinning door het bloed van het Lam. We stamelen wat over de schoonheid en dierbaarheid van Christus in Zijn Persoon, onderneming, werk, bloed, gerechtigheid, ambten, karakters, verhouding, volheid, liefde en lieflijkheid. In onze bediening gevoelen wij een ernstige vreugde om te trachten ons te bewegen in het onmetelijke veld, en om op te stijgen naar onnaspeurlijke hoogten, en om neer te dalen in de bodemloze diepten van de onuitsprekelijke liefde van God de Vader, God de Zoon, en God de Heilige Geest voor Zijn volk. We beschrijven, voor zover onze gezegende Meester ons genade en gaven schenkt, zowel de inwendige als uitwendige heerlijkheid van de Koningin, de vrouw des Lams. En we proberen huichelaars aan het licht te brengen en de bedrieglijkheid van hun hoop bloot te leggen, en op de hoogte te brengen van het rechtvaardige oordeel dat hun te wachten staat, als ze sterven in de staat waarin ze zich bevinden. En we bemoedigen iedere vertwijfelde zondaar om op Christus te hopen en te wachten aan de deur van de genade, smekend, biddend en hopend totdat de Heere komt; en te geloven en rusten in Christus als de enige Zaligmaker van arme zondaars. We prediken de verscheidene onderdelen van de Goddelijke waarheid in het Evangelie van Christus, in de leerstukken, beloften, uitnodigingen, geboden, bemoedigingen, ordonnantiën, waarschuwingen, enzovoort. En we trachten de personen en gevallen aan te wijzen, op wie deze waarheden onmiddellijk van toepassing zijn in hun onderscheiden situaties en omstandigheden. Zo scheiden we het kostelijke van het snode, en als instrumenten in Gods hand, proberen we Gods familie te troosten met dezelfde vertroostingen waarmee we zelf door God getroost zijn, en geven elk een bescheiden deel spijze ter rechter tijd. En we vermanen Gods volk om zorg te dragen goede werken voor te staan; en deze dingen prediken we tot allen die ons horen. Uit: William Gadsby, door B.A. Ramsbottom, Den Hertog B.V. te Houten Comments are closed.
|
AuteurDe citaten op deze pagina zijn in de vorm van blogs geschreven. Categorie
All
|