James Kidwell Popham (1847-1937) was voor een korte tijd predikant te Liverpool en daarna gedurende meer dan vijftig jaar te Brighton. Ook was hij lange tijd redacteur van “The Gospel Standard” en “The Friendly Companion”. In The Gospel Standard van februari 1946 stond het volgende citaat van hem vermeld. Ook onze geliefde broeder Paulus[1] Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en bleef bij hem vijftien dagen (Galaten 1:18). Welk een zoete gemeenschap, welk een gezegende omgang moeten deze twee voorname heiligen en dienstknechten van de allerhoogste God genoten hebben gedurende die vijftien dagen! Met welk een verootmoedigende smart en vreugde zal Petrus zijn roeping hebben verhaald door de stem van de Heere Jezus; zijn gezicht van de heerlijkheid van Christus op de berg der verheerlijking; zijn droevig en verderfelijk zelfvertrouwen; zijn voorzegde val. Vervolgens de onvergelijkelijke liefde van de Heere en Zijn tedere maar krachtdadige zien op hem toen alles verontreinigd was door zijn wrede afval zonder weerga. Zijn diepe smart, zijn bitter, overvloedig wenen over een gekrenkte Heere, zijn zielsangst en zelfveroordeling. Hoe zal deze bevoorrechte apostel der besnedenen verteld hebben van de verbazende vriendelijkheid en het teder medelijden van Zijn Verlosser in het zenden van een bijzondere boodschap door de engel - En Petrus (Markus 16:7) – van Zijn heerlijke en vaak voorzegde opstanding. Petrus, die zichzelf nu niet kon beschouwen als een discipel, had een persoonlijk toepassend woord nodig. De grootste der zondaren had de grootste genade nodig. O, hoe moet de zoete, bittere, versmeltende herinnering aan deze zonden en deze genade Petrus’ hart hebben verwarmd en zijn tong gezalfd! En Paulus. Ook hij had een getuigenis, een verwonderende geschiedenis. De verdrukker, de bovenmate woedende vervolger van allen die hij vond op de weg des levens, dienende de Heere Jezus, hij zal nu aan zijn broeder Petrus vertellen hoe hij kwam te prediken het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte. Hoe zal hij met een godvruchtige schaamte dit alles verhaald hebben! Hoe zal hij Petrus ook verteld hebben van het verblindende licht van Goddelijke heerlijkheid – de dodende stem, hetwelk was als een stem van vele wateren, van de vervolgde Jezus, de vraag, het antwoord en het gebed (Hand. 9:5-6). Van de smartelijke, verootmoedigende ingang, bij de hand geleid, door die poorten waardoor hij in triomf had gedacht te gaan, de drie dagen van vasten, zonder te kunnen zien, met overtuiging en gebed. Vervolgens de komst van Ananías (tevoren gezien in een gezicht). Al deze zaken zullen ongetwijfeld verhaald zijn. Vervolgens zijn verkrijging van de vergeving der zonden door de Heilige Geest, zijn doop samen met het beginnen van het prediken van het Evangelie en de daarmee verbonden gebeurtenissen van zijn evangeliebediening. O, wonderlijke vijftien dagen, besteed in gemeenschap tussen deze twee krachtige kampioenen van de Heere Jezus! [1] 2 Petrus 3:15
Comments are closed.
|
AuteurDe citaten op deze pagina zijn in de vorm van blogs geschreven. Categorie
All
|