![]() James Kidwell Popham (1847-1937) was voor een korte tijd predikant te Liverpool en daarna gedurende meer dan vijftig jaar te Brighton. Ook was hij lange tijd redacteur van “The Gospel Standard” en “The Friendly Companion”. Hij gaf in 1909 antwoord op een vraag of predikanten aantekeningen mogen gebruiken op de preekstoel of niet. Voorbereiding voor de preekstoel Het is noodzakelijk voor een ware predikant, om geheel af te hangen van de Geest voor een geopende deur op de preekstoel. Hij is geleerd om het te doen. Hij streeft ernaar om de dingen Gods te spreken, niet met woorden die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. De dingen die zijn hart opgeeft over de Koning[1], die spreekt hij. Naar zijn eigen maat kan hij de vrijmoedige taal van Petrus tot de hogepriester en zijn metgezellen in de vervolging als zijn eigen gebruiken: Want wij kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben (Hand. 4:20). Een ware predikant gelooft vast dat het planten van Paulus en het natmaken van Apollos alleen vrucht kan dragen doordat God de wasdom geeft. Daarom zijn zijn ogen op de Heere om een zegen op zijn prediking, dat hij Christus mag verheffen en het getuigenis van God verklaren met veel vrijmoedigheid in het spreken, niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht. En de predikant die verwacht zegen op zijn werk te krijgen zonder deze afhankelijkheid, wandelt in de ijdelheid van zijn eigen dwaze hart. Maar deze afhankelijkheid van de Geest, Die mensen afzondert tot het werk waartoe Hij hen geroepen heeft, strijdt op geen enkele wijze met een ijverige, biddende bestudering van het onderwerp wat de predikant zal gaan behandelen op de preekstoel. Als een arbeider behoort hij Schrift met Schrift te vergelijken, zijn geest te voorzien met zulke zaken, die hij noodzakelijk en geschikt voor zijn gemeente mag oordelen. Dit werk op de studeerkamer zal gepaard gaan met gebed, verzuchtingen, een gevoel van onwaardigheid tot het werk, van onwetendheid, onbekwaamheid, dorheid, koudheid, vrees voor dwalingen, innige smeekbeden om leven, licht, begrip en zalving. Welk een ernstvolle uren zal een waar predikant vaak op deze wijze besteden ten opzichte van een predicatie die hij zal gaan prediken. Welke verlangens heeft de dienstknecht van de Heere, niet maar over de waarheid te spreken, maar te prediken juist zoals Haggaï predikte: Toen sprak Haggaï, de bode des HEEREN, in de boodschap des HEEREN tot het volk, (Hag. 1:13). Zodanig te prediken is als Gods mond te zijn, en is altijd vergezelschapt met arbeid. Wat mijzelf betreft, ik heb nooit aantekeningen gebruikt. Maar sommige van de meest geëerde dienstknechten van Christus hebben dat gedaan. Ik herinner mij, dat ik onze overleden vriend dhr. Hemmington hoorde zeggen, dat dhr. Philpot hem adviseerde om aantekeningen te maken wanneer gedachten hem te binnen kwamen over een onderwerp waarover hij zou gaan prediken. Maar welke vragen, oordelen en vooroordelen vóór en tégen deze praktijk er mogen zijn, er kan geen twijfel bestaan over wat de Schriften neerleggen als de dure plicht van iedere door God geordineerd predikant. Laat allen die zichzelven ten dienste hebben geschikt oplettend en vaak de brieven van Timótheüs en Titus lezen aangaande de predikdienst. Houd aan in het lezen, in het vermanen, in het leren, totdat ik kom. Verzuim de gave niet die in u is, die u gegeven is door de profetie met oplegging der handen van de ouderlingschap. Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij in alles. Heb acht op uzelven en op de leer, volhard in deze; want dat doende zult gij én uzelven behouden én die u horen. Ik beveel u voor God, Die alle ding levend maakt, en voor Christus Jezus, Die onder Pontius Pilatus de goede belijdenis betuigd heeft, dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus. Benaarstig u om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt. Een opziener moet vasthouden aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij beide om te vermanen door de gezonde leer en om de tegensprekers te wederleggen. Met deze ernstvolle en ontzaglijke gedeelten - aanwijzingen en bevelen - hoe zouden recht geoefende mannen anders doen als door studie en gebed trachten ze te gehoorzamen, hoewel met zwakheid? Hoe moeilijk studie ook voor ons moge zijn als gevolg van onze voorgaande levensomstandigheden, ons doel behoort te zijn en zal zijn als wij geleid worden door de Geest, al studerende zo laat ons die gaven besteden[2]. Wij hebben ze gekend die als een deksel voor hun gebrek aan ijver in het werk van de predikdienst Lukas 21 vers 14 en 15 gebruikt hebben; maar dit is werkelijk geen schuilplaats. Het verwijst niet naar het prediken, maar naar vervolging; niet naar een uur die vastgesteld en bekend is voor een eredienst, maar naar de wrede en grillige wil van vervolgers; niet naar het gekozen onderwerp om behandeld te worden voor de kinderen Gods, maar naar ondervragingen, beschuldigingen, aanklachten, misschien ook godslasteringen tegen hun Heere. In zulk een gebeurtenis bad Hij hen niet bezorgd te zijn hoe het hem zou vergaan, want Hij zou aan hun zijde zijn, nee, Zijn Geest zou in hen spreken. Het behoorlijk gebruik van onze vermogens - verstand, oordeel, geheugen - in de geheiligde dingen Gods tot het werk van de predikdienst is niet strijdig met een levendig en diep gevoel van afhankelijkheid van de Geest en het wachten op God. De oude Prediker, met al zijn wijsheid, zocht aangename woorden uit te vinden. Zich verplaatsen in de hoge dingen van God en de gemeenschap met Hem daarin, bestaat meest in de beweging van Zijn Geest, Die de gedachten van Zijn kinderen opwekt en daarheen trekt als Hij ze in Zijn eigen licht openbaart. En zo worden de Schriften onderzocht en overdacht. En als dit gedaan wordt met betrekking tot een predicatie om gepreekt te worden op een gegeven plaats en tijd, dan studeert de van God gezonden predikant om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt. Wie kan zeggen of zelfs maar inkomen in het ontzaglijk gewicht van de predikdienst of in de vrees die hij gevoelt opdat hij niet de raad verduistert met woorden zonder wetenschap, dan alleen degene die zo geoefend is, die zo studeert? Want hij ziet en gevoelt het belang om de zaak die recht is voor God te zeggen. Hoe hij biddende zal vergelijken, elke gedachte die hij heeft, elk woord dat hij overweegt om te zeggen, met de Schriften! Hoe bevreesd hij is om zijn volk iets voor te stellen wat geen goud, zilver, kostelijke stenen is, wat de vuurproef niet zal doorstaan, wat het werk van elke predikant zal beproeven. Werk, geen ondoordachte, onrijpe uitingen, hoedanig het ook is, maar aldus te bouwen op een goed fundament. En dit alles is veel, zeer veel meer dan een angstige bezorgdheid om de dienst door te komen; het is arbeid, arbeid in de Schriften, op de knieën. In nauw verband met deze oefening, hebben sommige ware predikanten arbeidzaam al hun predicaties uitgeschreven, predicaties die nu onze boekenplanken verrijken. Anderen echter hebben alleen maar aantekeningen gemaakt, die zij zonder twijfel zonder overtreding gebruikt zullen hebben, als zij bekwaamd werden van de Geest alleen af te hangen voor alle zalving en nuttigheid van hun predikdienst. Maar zelfs dan, een greintje meer geloof zou hen verlost hebben van hun vrees voor het gevolg van een slecht geheugen, en die berg verwijderd hebben; maar dit zou hen niet verlost hebben om te arbeiden in het studeren. Uit: The Gospel Standard, augustus 2014. [1] Zie Psalm 45
[2] Romeinen 12:7 heeft in de Engelse vertaling: wait on our ministering Comments are closed.
|
AuteurDe citaten op deze pagina zijn in de vorm van blogs geschreven. Categorie
All
|