De begeerte der rechtvaardigen zal God geven (Spreuken 10: 24). De ziel van de rechtvaardige is begerig te weten of Jezus hem liefgehad heeft en Zichzelf voor hem gegeven heeft; hij wil een persoonlijk bewijs van de liefde van Christus. Hij zegt: “Wat baat het mij dat Jezus de patriarchen, profeten en apostelen heeft liefgehad, indien Hij mij niet liefgehad en Zijn dierbaar bloed niet voor mij gestort heeft! Ik begeer de Heere persoonlijk te kennen en verzekerd te zijn dat Hij de mijne is; om te mogen zeggen, zonder twijfel en vrees door Gods gezegend getuigenis en zalving in mijn ziel, dat ik verzoening heb door Zijn bloed, de vergeving van mijn zonden, naar de rijkdom Zijner genade en, om de woorden van Job als de mijne te gebruiken: Ik weet Mijn Verlosser leeft! Ik begeer te weten dat God mijn Hemelse Vader is, dat Jezus mijn Zaligmaker is, dat de Geest mijn Leidsman en Leraar is, en dat de hemel mijn eeuwige rust en thuis zal zijn.”
Mijn geliefde vriend,
Het is een hele poos geleden dat ik wat van u hoorde. Daarom wil ik proberen om een paar regels op te schrijven, om u te laten weten dat ik nog steeds voort hobbel op het pad van verdrukking. Soms uitgeput, maar toch ga ik nog steeds voort. Ik geef het van dag tot dag op, maar ik ben nog steeds verplicht om door te gaan, hoewel ik maar kruipend mijn weg vervolg. Net als een worm kruip ik in en uit mijn hol. Soms zuig ik nog wel eens een dauwdruppeltje op om mijn arme, dorre geest te verfrissen en mij voort te helpen. En wat maakt het uit als het maar een slakkengangetje is? De arme kruipende worm en de kruipende slak kwamen veilig in de ark. De vliegende duif, de grote arend en de scherpziende gier konden nog maar net veilig binnenkomen. Ik zie ook dat er kruipend gedierte zat in het linnen laken dat aan de vier hoeken gebonden was, dat uit de hemel neerdaalde en weer in de hemel opgenomen werd. De kruipende wormen en de kruipende slakken werden op de golven van de zondvloed gedragen, net als de arend en de gier. Zij zijn allen weer vrijgelaten op het droge land. In het visioen van Petrus werden alle kruipende gedierten die neergelaten waren in het linnen laken, weer opgenomen in de hemel. Zo zijn dan de kruipende dieren in net zulke betrouwbare en veilige handen als de vliegende vogels. Zij zullen door al hun beproevingen heen geleid worden. Zij zullen veilig in de heerlijkheid aankomen. Want de loop is niet voor de snellen, noch de strijd der helden (Pred. 9: 11). De Heere heeft gezegd dat de lammen de roof zouden roven (Jes. 33: 23). Mijn geliefde vriend, het nimmer falende ‘zal’ van God, staat gisteren, heden en tot in der eeuwigheid vast. Alsdan zal de kreupele springen als een hert, en de tong des stommen zal juichen; want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis. (Jes. 35: 6). Joseph Wilcox (c1838-1923) diende als predikant binnen de gemeenten die staan in de lijn van Philpot.
Mijn geliefde vriend. Uit uw brief maakte ik op dat er nog steeds een onzekerheid is aangaande uw staat voor een Heilig God, maar dit is geen uitgemaakt kenteken tegen u dat u niet in dat verbond bent hetwelk in alles welgeordineerd en bewaard is. We lezen van sommigen, die door de vreze des doods al hun leven der dienstbaarheid onderworpen waren[1]. Ik herinner mij uw geliefde vader die vaak met het juk der dienstbaarheid bevangen was aangaande zijn aandeel in het verbond, en het was een werkelijkheid voor hem zoals dit het ook is voor u maar, zoals u weet, bracht de Heere hem op Zijn tijd in de zoete vrijheid voordat Hij hem tot Zich nam. Ik ben bij tijden als Gad[2], een hoop vrees, ongeloof, verleidingen van satan, de schuld en vuilheid van mijn eigen hart als reusachtige bergen die tussen mijn ziel en mijn zeer geliefde Heere komen, en alleen Hij kan ze uit de weg ruimen. Ik ben krachteloos om een onheilige gedachte uit te wissen, of om één haar wit of zwart te maken. James Kidwell Popham (1847-1937) was voor een korte tijd predikant te Liverpool en daarna gedurende meer dan vijftig jaar te Brighton. Ook was hij lange tijd redacteur van “The Gospel Standard” en “The Friendly Companion”. Uit een preek uit 1897 van ds. J.K. Popham spreekt hij over zorgen die de Evangeliebediening met zich meebrengt. Mensen hebben verschillende zorgen – tijdelijke zorgen en geestelijke zorgen en er zijn de zorgen van de Evangeliebediening. U kunt erop rekenen dat, als God een man predikant maakt, Hij legt gewicht op hem. Over het algemeen hebben mensen in de kerk geen idee van dit gewicht, geen bevatting ervan. God legt de Evangeliebediening op een man zodat hij het niet kan afschudden; er is een kracht op hem, wat moet hij dan doen, zulk een samengedrukt, hulpeloos schepsel? Eraan denkend om de strijd des hemels te strijden, of om op te staan tussen God en mensen en te spreken met gezag, hoe zal hij dat moeten doen? Hij heeft een gave. In overeenstemming met de kanttekening staat er in Psalm 55 vers 22: Werp uw gave[1] op den HEERE, en Hij zal u onderhouden. Als een predikant dat niet doen kan, heeft hij genoeg om hem in stukken te breken. William Gadsby werd geboren in het jaar 1773. Toen hij ongeveer twintig jaar oud was, werd hij gedoopt. Hij hield zijn eerste preek op pinksterzondag te Desford in Leicestershire. Later werd hij leraar te Manchester. In de dagen dat hij daar stond, reisde hij meer dan 60.000 mijl (ruim 96.000 km) om het Woord des Heeren te bedienen. Hij predikte ongeveer 12.000 maal. Vele gemeenten zijn door hem gesticht. Hij ontving zeer veel zegen op zijn werk. Gadsby overleed in 1844. Het volgende is een vergelijking die hij veel gebruikte om de grootheid van de zaligheid te illustreren.
James Kidwell Popham (1847-1937) was voor een korte tijd predikant te Liverpool en daarna gedurende meer dan vijftig jaar te Brighton. Ook was hij lange tijd redacteur van “The Gospel Standard” en “The Friendly Companion”. In The Gospel Standard van februari 1946 stond het volgende citaat van hem vermeld. Ook onze geliefde broeder Paulus[1]
Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en bleef bij hem vijftien dagen (Galaten 1:18). Welk een zoete gemeenschap, welk een gezegende omgang moeten deze twee voorname heiligen en dienstknechten van de allerhoogste God genoten hebben gedurende die vijftien dagen! Met welk een verootmoedigende smart en vreugde zal Petrus zijn roeping hebben verhaald door de stem van de Heere Jezus; zijn gezicht van de heerlijkheid van Christus op de berg der verheerlijking; zijn droevig en verderfelijk zelfvertrouwen; zijn voorzegde val. Vervolgens de onvergelijkelijke liefde van de Heere en Zijn tedere maar krachtdadige zien op hem toen alles verontreinigd was door zijn wrede afval zonder weerga. Gerald D. Buss werd geboren op 5 februari 1949. Hij werd in januari 1977 uitgezonden om te prediken. Sinds januari 1980 is hij predikant van de “Old Baptist” Chapel te Chippenham, Engeland.
Hoe geven wij uitdrukking aan onze eerbied als we naar de kerk, Gods huis gaan? Hoe hoort het vanbinnen in ons hart te zijn, hoe hoort ons gedrag, hoe onze kleding te zijn? Hierop gaf G.D. Buss het volgende antwoord. Degenen die het meest van God geleerd zijn, zijn degenen die zich het meest bewust zijn van Zijn heiligheid, en zij die het meest in de dienst van God gebruikt zijn, zijn degenen die de diepste oefening hebben om heilig te zijn en niets te doen wat Zijn heilige majesteit zou beledigen. Om maar een paar Schriftplaatsen te noemen: Jakob te Bethel; Mozes, die de schoenen van zijn voeten getrokken had, omdat de plaats waarop hij stond heilig land was; evenzo Jozua buiten Jericho; Jesaja in de tempel; Job in Gods tegenwoordigheid; Daniël, wiens sierlijkheid werd veranderd in een verderving1; en Johannes die op het eiland Patmos als dood aan de voeten van de Zoon des mensen viel. Dezen en vele anderen werden bevende gemaakt in Gods tegenwoordigheid en deze gewichtige ervaringen gaf hun een heilige vreze Gods voor de rest van hun dagen op aarde. Petrus spreekt over de heilige berg waar hij Christus zag, Die van gedaante veranderde. |
AuteurDe citaten op deze pagina zijn in de vorm van blogs geschreven. Categorie
All
|