Schriftgedeelte: Filémon. Merk op dat Paulus naar zichzelf verwijst als een gevangene van Christus Jezus. Hij zegt niet, een Romeins gevangene of een gevangene van de keizer of Nero’s gevangene, maar de gevangene van Christus Jezus en hij beschouwt deze titel als een eretitel. Wat het betekent? Het betekent dit: dat hij leed overeenkomstig de wil van God. Hij ziet het geheim van de goddelijke voorzienigheid. Hij ziet des Heeren hoogst genadige beschikking, en hij ziet dit: Wat Uw wijsheid het meest geschikt ziet, Een gevangene van Christus Jezus. Hij ziet over de tweede oorzaken heen. Dingen gebeuren in uw en mijn leven. We beschouwen ze, zij beproeven ons, wij zijn er misnoegd over. Welnu, het is genade als we boven dit alles kunnen zien en er overheen zien en de hand zien vanwaar zij komen. Dat hetgeen aan mij is geschied, meer tot bevordering des Evangelies gekomen is. Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timótheüs, de broeder. U merkt de nederigheid van Paulus. Het is Paulus, een oud man. Hij beschrijft zichzelf zo in vers 9: Paulus, een oud man. Zijn geliefde Timótheüs was nu met hem in Rome, een jonge man, maar hij spreekt niet alsof hij van een hogere rang was dan Timótheüs. Timótheüs, de broeder. U zult zonder twijfel hebben bemerkt dat Paulus gewoonlijk, als hij zijn brieven schrijft, hij iemand anders verbindt met zijn eigen naam. Aan Filémon, den geliefde, en onzen medearbeider. Het blijkt uit vergelijking van deze met andere Schriftgedeelten dat Filémon tot de kerk van Kolosse behoorde en daar was hij een van de predikers in die gemeente, tegelijkertijd een man van enig welvaren en rijkdom. En aan Appia, de geliefde. Dit is de naam van een vrouw, zonder twijfel de vrouw van Filémon, omdat hij vervolgt om Archippus, onzen medestrijder, en aan de gemeente die te uwen huize is te groeten. Veel van de vroegere gemeenten kwamen samen in huizen van particulieren. Daar is het dat zij bijeenkwamen voor de eredienst. Ik gevoel dat we het soms verkeerd begrijpen. Zo veel van onze zaken betreffen het samenkomen in het kerkgebouw. Welnu, veel van de vroegere gemeenten hadden geen kerkgebouw; zij kwamen bijeen in een huis. Dus, als we de brieven doorlezen en de verschillende vermaningen, heb dan niet de neiging eraan te denken in termen van de huidige tijd, alsof zij naar een kerkgebouw gingen, maar bedenk steeds dat deze samenkomsten in particuliere huizen waren. En het doordringt ons van de ernst van de dingen van God en de plechtigheid van de eredienst wanneer er maar een handvol samenkomen in een huis; deze ernstige voorschriften, die in zo vele van de brieven voorkomen, zijn geen vermaningen aangaande enig groot gebouw. Opdat gij moogt weten hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid – een klein gezelschap van godzalige mensen kwamen samen. Welnu, bedenk dit als u de brieven leest. Genade zij ulieden en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. Dit is gewoonlijk de groet van de apostel: eerst genade, dan vrede, omdat vrede op de genade volgt. Ik weet niet of u opgemerkt heeft, dat de apostel de broederen altijd groet met genade en vrede. Maar als de Heere Jezus Zijn volk groet, zegt Hij niet genade en vrede; Hij laat de genade achterwege en Hij zegt enkel: Vrede zij ulieden. Jezus groet altijd met vrede; de apostel zegt altijd genade en vrede. Ik vat de betekenis hier zo, dat het voor Jezus niet nodig is te zeggen genade, want Hij Zelf is de Eniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid, de Ene, Die vrede gemaakt heeft door het bloed Zijns kruizes, de Ene door Wie de vrede vloeit. Ik ga de brief aan Filémon niet regel voor regel aan u verklaren. Hier is deze man Filémon, een van de predikers van de gemeente te Kolosse, een man van enig welvaren en enige rijkdom. Een van zijn slaven, Onésimus, loopt weg en heeft sommige van zijn bezittingen gestolen. Hij zwerft hier en daar totdat hij uiteindelijk Rome binnengaat, waar Paulus een gevangene is, en daar breekt de bestemde tijd aan en hij wordt gewillig gemaakt op de dag van Gods heirkracht en hij wordt door genade geroepen. Hier is de brief die Paulus tot Filémon zendt als hij Onésimus naar hem terugstuurt. Vooreerst, de wonderbaarlijke weg waarin God kan handelen met moeilijke zaken. Denk aan al de zorgen en droefheid van Filémon. Een van zijn slaven loopt weg met wat van zijn bezittingen en Filémon weet niet waar hij is, en de Heere handelt met die vreemdeling in Rome en roept hem door genade; Hij roept die dief door genade. Wat een wonderbaarlijke zaak als de Heere enige van onze gebeden wil horen, handelt met enige van onze moeilijke zaken op deze wijze! Ten tweede, de kracht van God in de verlossing. Wat is het een eenvoudige zaak voor Hem om de meest onmogelijke zondaar te behouden! En ten derde, de verborgenheid van de voorzienigheid. Paulus predikte niet langer; hij was een gevangene te Rome. En de voet van Onésimus werd, terwijl hij hier en daar omzwierf, gericht en deze twee mannen ontmoetten elkander, Paulus en Onésimus, en Onésimus werd door genade gezaligd. Nu nog een ander punt. Dat is de genade die heerste in Paulus en de teerheid van Paulus in de heilige vreze Gods. Paulus is hier in moeite; hij is in banden. Hij is een gevangene om Christus’ wil in Rome en hij krijgt deze wonderbaarlijke bemoediging: deze weggelopen slaaf is gezegend onder zijn prediking en door genade geroepen en er is een ware band tussen die twee. Tussen een Evangeliedienaar en die hem liefhebben, is een ware band. En Onésimus werd nuttig gemaakt voor Paulus; hij was zulk een hulp voor hem. Paulus legt niet al de verschillende manieren uit hoe hij dat was, maar u kunt zich dat indenken. Zijn zoon in het geloof, Onésimus die hij in zijn banden geteeld had. Paulus was gebonden, hij was in banden; maar Gods Woord was niet gebonden. Mijn zoon, denwelken ik in mijn banden heb geteeld, namelijk Onésimus, die eertijds u onnut was, maar nu u en mij zeer nuttig. Nu was hij een dierbare hulp, een wonderbaarlijke bemoediging voor Paulus, en Paulus zou hem graag behouden hebben, maar hij scheidt van hem. Hij overweegt het voor God, hij beseft wat billijk is, hij weet dat Onésimus de slaaf is van Filémon en daarom, hoewel hij hem graag had behouden, zendt hij hem terug. Hier ziet u de vreze Gods: Denwelken ik wel had willen bij mij behouden, opdat hij mij voor u dienen zou in de banden des Evangelies; maar ik heb zonder uw goedvinden niets willen doen. Welnu, dat is genade. Wanneer Paulus verder gaat, maakt hij het zeer, zeer duidelijk dat Filémon evenzeer zijn zoon in het geloof is als Onésimus. Wat zegt hij? Dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt. Filémon was de vrucht op Paulus bediening, maar de vreze Gods, de heilige vreze Gods, de teerheid van Paulus, hoewel het zulk een hulp voor hem zou zijn geweest, zulk een zegen, zo profijtelijk voor hem om Onésimus te behouden, toch gevoelt hij het niet recht te zijn dat Onésimus zijn dienaar zou zijn, maar dat hij terug zou gaan naar zijn heer Filémon. En als Paulus voor Onésimus pleit, pleit bij Filémon dat hij hem in liefde zal ontvangen, doet hij het omwille van Filémon, omwille van Onésimus, niet omwille van zichzelf. Nooit pleitte een man zo ernstig voor het leven, pleitte ernstiger voor wat wonderbaarlijke nuttigheid, dan hier Paulus pleit voor een ander. Welnu, dat is de vreze Gods. Uit: Saturday Evening Meditations, B.A. Ramsbottom.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|