Schriftgedeelte: Johannes 6 vers 37-40. Dit is een zeer schoon onderwerp: de eeuwige behoudenis van Gods volk. En de nadruk in deze verzen ligt daarop, dat het de wil van God is. Nu, de wil van God is onveranderlijk. Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners der aarde, en er is niemand die Zijn hand afslaan of tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij? Hij verklaart: Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen. Het punt is: als God iets wil, dan zal het gebeuren; niets kan dat te niet doen; niets kan dat verijdelen. Welnu, de Heere Jezus openbaart wat de wil van Zijn Vader is. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze. Er lijkt hier zulk een nadruk op te liggen: Ik daaruit niet verlieze. In het woord in Johannes 18 zegt Hij: Uit degenen die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. Hier zegt Hij: Dat … Ik daaruit niet verlieze. Mij dunkt dat het punt hier is dat de Heere Zijn volk niet zal verliezen, noch hun zielen, noch hun lichamen. Ik daaruit niet verlieze, omdat Hij hier een nadruk legt op de opstanding in de grote dag: Maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. Niet. De oude predikanten waren gewoon dit woord te benadrukken: Er zal niet een klauw achterblijven. U herinnert zich de omstandigheden. De Heere beval door Mozes dat de kinderen Israëls uit Egypte zouden komen en Farao zei: Nee. Ten slotte, vanwege de vele plagen, moest hij toestemmen om het volk van God te laten gaan, maar hij zei: laat alleen uw vee achter. Als hij iets kon houden dan, als het een nederlaag zou zijn, zou het geen totale nederlaag zijn; als hij de overwinning niet behalen kon, zou er toch nog iets zijn. Nee, zei Mozes, er zal niet een klauw achterblijven. Dat … Ik daaruit niet verlieze. Niet een klauw. De verlossing door God is een volkomen verlossing, er zal niet een klauw achterblijven. Degene die Hem gegeven zijn zullen de hemel bereiken. Er zal niet een klauw achterblijven. Degenen voor wie Hij stierf, zullen allen verlost zijn. Ik houd niet van die onbepaalde verzoening die opnieuw te voorschijn lijkt te komen na zovele jaren, die noch particulier noch algemeen is, maar zo’n beetje half ertussenin. Veel belijdende calvinisten vatten het op als te zijn de verzoening naar de Schrift. Een verzoening die alleen particulier is in Gods bedoeling en Gods toepassing, maar aangaande zijn genoegzaamheid onbepaald is - genoegzaam om één zondaar zalig te maken of een miljoen werelden. O, maar om deze verzoening naar het Woord van God te hebben! Dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze. Het is zo liefelijk. In vers 39 beschrijft Hij hen als degenen die Hij Mij gegeven heeft, en in vers 40 spreekt Hij opnieuw van hetzelfde volk, het identieke volk. Maar dit keer beschrijft Hij hen niet als degenen die de Vader Hem gegeven had; Hij beschrijft hen als volgt: Dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft. Nu, dat komt neer op iedere zondaar die op Jezus hoopt. Welnu, sluit dat u in? Aanschouwt u de Zoon, aanschouwt u Hem in Zijn heilig Woord, aanschouwt u Hem in het Evangelie, aanschouwt u Hem misschien van verre, en aanschouwt u Hem toch in Zijn schoonheid, ziet u begeerlijkheid in Hem dat u Hem zou begeren? En o, gelooft u in Hem? O, u zegt, wat is het om te geloven? Een schuldige, zwakke, en hulpeloze worm, Dat is in Hem te geloven, om al uw hoop, al uw zaligheid, geheel uw hemel te doen afhangen van Jezus, van Zijn verdiensten, van Zijn volbrachte werk, van Zijn verzoening. Welnu, deze zijn de gegevenen. Dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe. O, dit is een schone uitdrukking: “het eeuwige leven”. Jezus zei: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. Dit is een van de dingen waar Jezus van zei: Ik daaruit niet verlieze, en omdat hij Zijn volk niet verliezen kan, kunnen zij hun leven niet verliezen, hun eeuwig leven. Waarom, kind van God? Uw leven is met Christus verborgen in God. Het kan nooit verloren gaan. En de Heere herhaalt het tweemaal, en enkele ogenblikken later: En Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Wanneer de Heere degene verlost, die Hem gegeven werden, verlost Hij zowel hun lichamen als hun zielen, en zal Hij de lichamen van Zijn volk niet verliezen. Welnu, sommigen hebben duizenden jaren in de aarde gelegen, en sommigen hebben schipbreuk geleden op zee en de diepten van de zee hebben hen verzwolgen, en sommigen zijn verbrand geworden in de vlammen van het martelaarschap, en sommigen zijn door de kannibalen verslonden. Jezus zegt: Dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. Het stof van Zijn volk is dierbaar voor Hem, en Hij weet waar het ligt, zoals Dr. Watts zegt als hij een kind van God in het graf als persoon voorstelt: God mijn Verlosser leeft, Wij geloven vast in de opstanding van het lichaam en het eeuwige leven. Uit: Saturday Evening Meditations, B.A. Ramsbottom.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|