Schriftgedeelte: Ruth 3. In dit hoofdstuk vinden we wat Naómi noemt de zaak. Er was slechts één ding wat er werkelijk toe deed, één ding stond bovenaan, één ding was het eerste in Ruth’s gedachten. De zaak. Er zullen tijden in uw leven zijn dat alles door één ding naar de achtergrond geschoven schijnt te worden. Het is voor u de zaak. Diegenen onder u die op school de regering van Hendrik VIII bestudeerd hebben, zullen zich herinneren dat er iets in zijn leven was waarnaar altijd verwezen werd als “de zaak van de koning”. Het was de ene zaak wat bij de koning en in het koninkrijk van belang scheen. Welnu, hier was Ruth en zij had deze zaak. Er is een Schriftplaats die zegt: Die op het Woord verstandiglijk let[1], zal het goede vinden. Zo denken we ook aan Mozes toen hij helpers aanstelde en Israël beval hun zaken tot hen te brengen. Maar als die mannen zaken hadden die zij niet aankonden, die te moeilijk voor hen waren, daarvan zei hij: “Breng die tot mij, en ik zal ze horen”. Nu, in het geval van Ruth, die zachtjes in de nacht ging om aan de voeten van Boaz neder te liggen met haar zaak, die gewichtige zaak die op haar geest rustte, hebben we een zeer schoon beeld van een zondaar die tot Christus gaat – wat ook uw zaak vanavond is die zwaar op uw geest drukt, in de voorzienigheid of in de genade. Nu moeten we vanzelfsprekend wat Ruth deed niet waarderen naar ons westers gedrag, naar Engelse gewoonte. Zij had de Wet van God aan haar zijde en dat wist zij. Zij had Gods Woord aan haar zijde, en als u zich met uw zaak tot de Heere Jezus waagt, dan heeft u Gods Woord aan uw zijde. Dus zij ging zachtjes in de nacht en legde zich neer aan zijn voeten. Ziet u, er waren twee dingen. Het ene was dat zij wist dat Boaz in staat was om haar te helpen, en de andere dat zij een zoete hoop had dat hij gewillig was. En dat is ook hier waar: de bekwaamheid van de Heere Jezus, Zijn gewilligheid. Het trekt. En zij ging en viel neer aan zijn voeten. En ze ging zachtjes. Indien u door de Geest van God onderwezen bent, dan weet u wat het is om zachtjes, op grond van genade, met uw zaak tot de voeten van de Heere Jezus te gaan. In antwoord op de vraag van Boaz, wie zijt gij, was zij in staat om haar zaak te bepleiten. Ze zei drie dingen. Allereerst: Ik ben Ruth. Met andere woorden, ik verdien het niet om op zulk een wijze behandeld te worden. Ik ben een Moabitische. Van nature, overeenkomstig de Heilige Wet Gods, ben ik een vreemdeling van het burgerschap Israëls, een vreemdeling van de verbonden der belofte, zonder God, zonder hoop in de wereld[2]. Ik ben maar een zeer arme vrouw. Ik ben Ruth. Zij weet wie zij is en zij weet wie hij is. Vervolgens zei ze: Gij zijt de losser. Laat ons duidelijk zijn, de gehele betekenis van dit losserschap, het punt dat zo benadrukt wordt in het boek Ruth, is dit: hij was een verlosser. Hij had een recht om te lossen. Ruth had dit verloren erfdeel. Er was slechts één persoon die het recht had om dat erfdeel te lossen en dat was de losser. Naar de Wet Gods kon niet iedereen een verlosser zijn om een arm iemand die in moeilijkheid gekomen was te lossen. Een broeder mocht hem lossen. Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden. Met andere woorden: ‘Om u te verlossen, uw vlees aannemend; werd Hij een Broeder voor uw ziel’. Een Losser. Omdat zij weet wie ze zelf is en omdat zij weet wie hij is, is haar gebed: Breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd. Wees mijn beschermer; wees mijn verdediging; doe voor mij wat ik begeer; doe alles voor mij; laat mij schuilen onder de schaduw uwer vleugelen. Dus zij nam haar zaak, deze gewichtige zaak; deze zaak die zo zwaar op haar rustte, en legde het in de handen van Boaz, en daar liet ze het achter. Zij kwam er niet leeg vandaan. Ze verkreeg wat zij begeerde. Al haar gebeden waren niet verhoord, maar zij kwam thuis met enkele bewijzen van zijn liefde, met zes maten gerst. Wat deze zaak aangaat, deze gewichtige zaak, deze belangrijke zaak, het is nu niet langer in de handen van Ruth. Het is in de handen van Boaz. Toen zei Naomi: Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe. Welnu, dit is mogelijk een woord die enigen van u nodig hebben en misschien is het een woord op zijn tijd voor sommigen van u. Als u door genade uw zaak in de handen van de Verlosser hebt mogen leggen, probeer het dan niet zelf klaar te spelen. Word niet meegevoerd door overmatige bezorgdheid en mistrouw de Verlosser niet. Zit stil, mijn dochter. Drie woorden in de Schrift: Wees stil; sta stil; zit stil. Wees stil, en weet dat Ik God ben[3] . Staat stil en ziet het heil des HEEREN[4]. Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet hoe de zaak zal vallen. Even terloops een gedachte. Ik wil niet dat iemand onder u ook maar het idee krijgt dat stil zitten luiheid of traagheid is. Het is een genadevolle werkzaamheid. Zit stil. Hebt u er ooit op een natuurlijke wijze over nagedacht? Niet iedereen kan stil zitten. Pasgeboren kinderen kunnen niet stilzitten. Een zieke kan niet stilzitten; die zieke moet gaan liggen. Iemand met folterende pijn vindt het zeer moeilijk om stil te zitten. Iemand die gewond is, vindt het moeilijk om stil te zitten. Niet iedereen kan stilzitten. Welnu, moge de Heere u in staat stellen om te beoefenen: Zit stil, totdat gij weet hoe de zaak (uw zaak) zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe. De Heere neemt nooit een zaak ter hand zonder het af te maken. Slechts een gedachte hier wat betreft de grote zaak, de zaak van de zaligheid van onze zielen, de zaak van onze eeuwige verlossing. Deze Man, de Man Christus Jezus, nam de zaak van de verlossing van Zijn volk uit de handen van Zijn Vader. Maar de tijd kwam dat Hij uiteindelijk de prijs met Zijn bloed moest betalen. Dus nam Hij die zaak, de zaak van de verlossing van Zijn volk, als de grote Verlosser naar het kruis, en we krijgen er bij tijden een glimp van te zien. Die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe. Er was geen rust voor de Heere Jezus in Zijn zware strijd aan het kruis, de folterende pijnen van Zijn geheiligde Lichaam en van Zijn heilige ziel. Voor Hem was er geen rust. Hij was bezig rust voor Zijn volk te verschaffen, maar er was geen rust voor Hem totdat Hij de zaak volbracht had. En geloofd zij Zijn Naam, hij hééft de zaak op die dag volbracht. Hij maakte een einde aan de zonde en bracht eeuwige gerechtigheid teweeg en betaalde de prijs der verzoening, en toen riep Hij met grote stem: het is volbracht, en het hoofd buigende, gaf den geest. Ik herinner mij dat mijn vader mij vertelde dat hij, toen hij een jongen was, heenging om die uitnemende prediker, Joseph Jarvis te beluisteren. ‘s Morgens predikte hij over: Die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe en ’s avonds predikte hij, het verbindende aan de tekst van de morgen, alleen hierover: Het is volbracht. [1] In de Engelse vertaling staat letterlijk: Hij die een zaak verstandig behandelt. [2] Zie Éfeze 2:12. [3] Volgens de Engelse vertaling van Psalm 46:11. [4] Volgens de Engelse vertaling van Éxodus 14:13. * * * Deze meditatie werd gehouden in de Bethelkerk, Luton, door dhr. B.A. Ramsbottom, op maandag 4 februari 1983.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|