Schriftgedeelte: 2 Kronieken 20 vers 1-13 Dit is een verslag van een wonderlijke verhoring van het gebed. Jósafat was in een vreselijke moeite, maar hij schijnt het niet te weten. Er waren drie machtige legers die tegen hem opkwamen. Hij wist het niet en er waren sommigen die kwamen en het hem vertelden. Zij kwamen en vertelden het Jósafat. Wel, ik denk dat eenieder van ons zulke dingen kent in ons korte leven, wanneer de ene dag de dingen zoals gewoonlijk gaan, en iemand ons iets vertelt - het kan zijn dat zij ons opbellen, of het kan een brief zijn, of het kan een bezoek zijn - en het gehele vooruitzicht is veranderd. Wij zijn in moeite gebracht gelijk Jósafat hier was. De zaak waarom het gaat schijnt heel duidelijk: hij wist bijna niet wat te doen, want hij besefte dat de zaak onmogelijk was; niet alleen moeilijk, maar ook onmogelijk. Hoe zou hij met zijn weinigen stand kunnen houden tegen dit machtige leger? Het was zekere dood, zekere ondergang. En wat deed hij? Hij ging tot de enige veilige en zekere schuilplaats voor zondaren. Ons wordt gezegd dat hij zijn aangezicht stelde om den HEERE te zoeken, en ons wordt gezegd dat het volk vergaderd werd. En het is zo schoon, zo eenvoudig - waarom vergaderden zij? Om van den HEERE hulp te zoeken. Nu, dat is het wat we nodig hebben te allen tijde en bijzonder in tijden van nood: om de Heere om hulp te vragen. En Jósafat bad. Ik wil slechts drie dingen uit zijn gebed noemen. Allereerst, hij sprak van zijn God als almachtig zijnde. Zijt Gij niet die God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan. Nu, dat is een goed begin van het gebed in tijd van nood, om te zien dat Degene tot Wie wij bidden almachtig is. En dan de tweede zaak: hij werd herinnerd aan wat de Heere voor hen gedaan had in het verleden, hoe Hij hen geholpen had, en als Hij hen in het verleden geholpen had, zou Hij Zijn hulp dan nu doen ontbreken? Nu, wij bidden soms op deze wijze, of niet? Gij hebt in iedere nood geholpen; En de derde zaak in zijn gebed: dat de tempel in hun midden stond, dat de Heere daar was, dat Zijn Naam daar genoemd werd. Hij zag terug op de inwijding van de tempel en het gebed van Salomo voor een gebeurtenis als deze. Op een Nieuwtestamentische, Evangelische wijze wil het zeggen: een zien van een grote en heerlijke Hogepriester, een verhoogde Koning in de hemel, eeuwig levend, eeuwig voorbiddend - te bidden, te pleiten in Zijn Naam, om Zijnentwil. En vervolgens het slot. Wel, hij beleed nederig zijn uiterste, gehele en volkomen onmacht: In ons is geen kracht. En vervolgens beleed hij zijn uiterste, gehele en volkomen dwaasheid en onwetendheid: En wij weten niet wat wij doen zullen. En vervolgens? Hij wierp zichzelf volkomen in de handen van Zijn God. Onze ogen zijn op U. Ziende op de Heere in afhankelijkheid, in hope. Lees het hele hoofdstuk door; de wonderlijke ontvouwing van Gods raad, het wonderbaarlijke antwoord van de Heere, de bemoediging: Trekt morgen tot hen af. De HEERE zal met u wezen. Gij zult in dezen strijd niet te strijden hebben; stelt uzelven, staat en ziet het heil des HEEREN met u. Vreest niet en ontzet u niet. En inderdaad, evenals een van de andere koningen van Juda: Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen. Maar de zaak was nog steeds onmogelijk. Maar wat gebeurde er? De HEERE stelde achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab en die van het gebergte Seïr, die tegen Juda gekomen waren, en zij werden geslagen. Waarom, dat weten we niet; de harten van alle mensen zijn in de hand des Heeren. De kinderen Ammons en Moab stonden op tegen de inwoners van het gebergte Seïr, om te verbannen en te verdelgen. U vraagt zich af waarom? En als zij met de inwoners van Seïr een einde gemaakt hadden, hielpen zij de een den ander ten verderve. Dus daar waren zij, die machtige legers, geheel omgebracht, verdervende de een de ander, vernietigd en voor Jósafat was het niet nodig om ook maar iets te doen. En vervolgens leest u van niettemin nadien - hoe zij heengingen, de wonderbaarlijke buit die zij verzamelden, hoe zij de Heere loofden in het dal van Berácha. Want daar loofden zij den HEERE; daarom noemden zij den naam dierzelver plaats het dal van Berácha. Een gehoord gebed, een verhoord gebed. Nog twee opmerkingen om mee af te sluiten. Vergeet niet dat Jósafat steeds fouten maakte; het steeds verknoeide; hij vergat steeds om te bidden; hij vergat steeds om te doen wat recht was. En toch, toen de dag der benauwdheid kwam, was het: Roep Mij aan in den dag der benauwdheid - de Heere liet hem nooit in de steek - Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren. Overvloedige barmhartigheid, overvloedige genade. En de andere zaak, het tweede punt, als we deze verslagen lezen, om indachtig te zijn dat deze God, de God van Jósafat, de God van 2 Kronieken hoofdstuk 20, onze God is, eeuwiglijk en altoos. Hij blijft Dezelfde tot in der eeuwigheid. Dezelfde nu, als die Hij toen was, in Zijn genade en in Zijn goedertierenheid, maar ook in Zijn bekwaamheid om het gebed te horen en te verhoren en in Zijn bereidwilligheid. Deze meditatie werd gehouden in de Bethelkerk, Luton, door dhr. B.A. Ramsbottom op maandag 3 februari 2014.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|