Schriftgedeelte: Zacharía 8:9-15 De Spreker hier is de HEERE der heirscharen, de almachtige God, en Hij doet zeer genadige beloften. Werkelijk, de beloften zijn in één woord samengevat: voorspoed - letterlijk in het oude Israël na het bouwen van de tempel en vervolgens vooruitziende naar de dagen van het Evangelie. Als we samenkomen voor het gebed, geliefde vrienden, zijn dit de dingen waar we om moeten bidden, persoonlijk, hier te Bethel, geheel onze kerken door en geheel de wereld door. Aan het begin van deze paar verzen die ik u las, leek alles verkeerd te gaan. Het scheen verlatenheid, donkerheid en gevangenschap te worden. Maar nu belooft de Heere, in de rijkdom van Zijn genade, een zeer genadige verandering. Dat is het wat we verlangen, waar we naar zoeken, waarvoor we samenkomen om voor te bidden. Hij vat het als volgt samen: het zaad zal voorspoedig zijn. Zij hadden geen goede oogsten gehad. De Heere had de zegen ingehouden. Er was geen loon voor de mensen noch beloning voor het vee; zij waren helemaal niet nodig op de velden. Maar nu, het zaad zal voorspoedig zijn. En het is de almachtige God Die het zo werkt. Het is de Heilige Geest Die het zo werkt. In de prediking van het Evangelie trachten wij het zaad te zaaien, en het zaad is goed; het is het heerlijke Evangelie van de zalige God. O, maar we hebben nodig dat de Heere de aarde toebereid, om ervoor te zorgen dat het zaad indaalt, dat er mag zijn het nederwaarts wortelen in onze harten, en dat er mag zijn het opwaarts vruchten dragen[1]. Het is Gods orde: Eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar. Want het zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht geven. Er zal zijn de vruchtbaarheid daar waar alles tevoren onvruchtbaar was. Er zullen zijn de tere druifjes aan de wijnstok. Tevoren was er geen enkele. U kunt het opvatten als nieuwe bekeerlingen of de tere vruchten van Gods Geest, zoals liefde, hoop, blijdschap, geloof, vrede, de vreze des Heeren, nederigheid, maar de wijnstok zal zijn vrucht geven, tot eer en heerlijkheid van God en tot zegen van Zijn volk. En de aarde zal haar inkomen geven. Dit is een gehele verandering. Het is Gods werk. Hij alleen kan het doen, namelijk de Heilige Geest als Hij het Woord toepast en werkt in de harten van zondaren. En dan vervolgens hebben we het geheim van dit alles: De hemelen zullen hun dauw geven. Dat is het geheim van dit alles. Er is geen voorspoed in Gods kerk, er rust geen zegen op de prediking van het Woord, er is geen waar goed voor onze zielen buiten de dauw van de hemel, de zoete, bedauwende invloed van de Heilige Geest Zich parend aan de prediking van het Evangelie. Hoewel een zaak die we wellicht moeilijk vinden om te begrijpen, maar in het oude Israël was de dauw uitnemend kostbaar. Er waren sommige delen in Israël waar er nauwelijks enige regen viel, maar daar was een zeer zware dauw, een overvloedige dauw, en het onderhield het leven, het zorgde voor vruchtbaarheid. O, als de hemelen hun dauw zullen geven – we kunnen geen grotere zegen bedenken voor Bethel[2] dan deze, week op week. ‘Zijn genade zal als de dauw nederdalen.’ Die vertedering, die verkwikking en die verlevendiging, dat voortbrengen van vruchten. De hemelen zullen hun dauw geven. Bid erom, zoek het. Die wonderlijke belofte: Ik zal Israël zijn als de dauw, hij zal bloeien als de lelie; en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon. Men zegt dat de dauw daar kan doordringen waar niets anders dat kan. Dat is het geheim van al deze voorspoed. Het zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht geven, en de aarde zal haar inkomen geven. Waarom? Omdat de hemelen hun dauw zullen geven. Er is nog één slotwoord in deze zegen en het is een goed woord: Ik zal het overblijfsel dezes volks dit alles doen erven. Nu, door alle eeuwen heen is er een overblijfsel naar de verkiezing der genade. Toen en nu. ‘Een van dit overblijfsel zou ik willen zijn’. O, maar deze vruchtbare tijd, deze tijd van zegening, deze tijd van geestelijke voorspoed! Het overblijfsel van het volk zal al deze dingen bezitten. Nu, hoeveel bezitten wij werkelijk? Hoeveel hebben wij werkelijk wat God Zelf ons gegeven heeft? Hoeveel bezitten wij wat wij niet in deze wereld gebracht hebben, maar wat we uit deze wereld met ons mee zullen nemen? Bezitten wij het weinige dat de rechtvaardige heeft wat beter is dan de overvloed veler goddelozen? In tijden van donkerheid, slavernij en gevangenschap, hetzij in Gods kerk, hetzij ons persoonlijk aangaande, bezitten wij deze dingen niet werkelijk gevoelig, persoonlijk en bevindelijk. Als wij Gods lieve volk zijn, dan zijn zij van ons in Christus; we kunnen ze nooit verliezen. Maar o, dat woord: Die van het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten. Wanneer de hemelse dauw nederdaalt, geliefde vrienden, in ons midden, in onze gemeente en op onze harten, dan zult u deze dingen bezitten. U heeft op ze gezien, u heeft ze begeerd, misschien vanuit de verte. Maar nu zult u ze uit genade bezitten. Welnu, moge er onder ons een geest des gebeds zijn om deze dingen. * * * [1] Vergelijk Jesaja 37:31. [2] Dit is de naam van het kerkgebouw waar de gemeente samenkomt. Deze meditatie werd gehouden in de Bethelkerk, Luton, door dhr. B.A. Ramsbottom, op maandag 3 september 2007.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|