Schriftgedeelte: Job 42 vers 1-6. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw, in stof en as. Geliefde vrienden, dit is de gestalte die wij altijd moeten zoeken om in gevonden te worden, bijzonder wanneer wij tot de Heere naderen in het gebed, of het nu is in het verborgene, in de huisgodsdienst of in Gods huis. Nu, dit behoort altijd onze gestalte te zijn: te beseffen de grootheid van God en onze nietigheid, te beseffen de heiligheid Gods en onze onwaardigheid en nochtans de wonderbaarlijke genade dat door het bloed van Christus en door Zijn glorierijke dienst als de Middelaar, ons toegestaan is nabij te komen. Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus. Nu, mochten wij bewaard worden voor dode formaliteit en o, mocht daar zijn die geest van nederbuiging en aanbidding als wij in staat gesteld worden om ons te verootmoedigen voor onze God. Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide. In de paar voorgaande hoofdstukken heeft God vele, vele dingen tegen Job gezegd, Job vele vragen gesteld, aan Job Zijn grootheid en Zijn majesteit en Zijn heerlijkheid geopenbaard. Toen antwoordde Job den HEERE. En u weet, als wij horen, eist het Woord van God van ons een antwoord. Als God spreekt, eist Hij een antwoord van ons. Als Hij Zijn heerlijkheid openbaart, Zijn majesteit, eist Hij een antwoord van ons, een antwoord van onze ziel. Van welke aard is dat antwoord? Wel, werkelijk het antwoord is dit: Zie, ik ben te gering. Job tracht al deze vragen die gesteld zijn niet te beantwoorden. Zult gij den leviathan met den angel trekken? Zijn van u de verheuglijke vleugelen der pauwen? Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken? Kunt gij de lieflijkheden van het Zevengesternte binden, of de strengen des Oríons losmaken? Het is geen antwoord van wijsheid, het is een antwoord van onwetendheid. Het is een antwoord van machteloosheid. Met het gehoor des oors heb ik U gehoord. Dat is Jobs antwoord. Maar nu ziet U mijn oog. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw, in stof en as. Moge dit altijd ons antwoord zijn als wij tot God naderen, het antwoord op Zijn heerlijkheid, het antwoord op Zijn heiligheid. En hier ziet u het wezenlijke onderscheid. Met het gehoor des oors heb ik U gehoord. Dat hebben wij allen gedaan, is het niet? We hebben vaak over God gehoord - Zijn grootheid, Zijn heiligheid, Zijn majesteit - met het gehoor van het oor. Maar o, welk een verandering: Nu ziet U mijn oog. Als wij een glimp van de grootheid van God zien, zal dat ons vernederen. Zoals Jesaja, toen hij in de tempel was en de Heere zag, hoog en verheven, en de Serafs hoorde roepen: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen. Toen boog hij zich neer aan de voeten van de Heere. Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben. Nu, mocht dat onder ons zijn, dat besef, dat ernstige, eerbiedige besef van de grootheid, de heerlijkheid, de heiligheid van God, en onze nietigheid, onze zwakheid, onze geringheid. Het zal ons ontzag inboezemen. Er zal eerbied zijn. Er zal heilige vreze zijn. Maar er zal ook een bekoring in zijn. Namelijk, als wij het in Christus zien; als wij den HEERE aanbidden in de heerlijkheid des heiligdoms, wanneer wij zien dat Zijn rechtvaardigheid bevredigd is in de verzoening; als wij zien dat er een weg is waardoor een schuldige zondaar kan naderen tot een heilig God en leven. En we zullen begeren niets te zijn en Christus alles. Zichzelf verloochenend, genade bewonderend, En wat is dat gezang? Niets dan Jezus! Versta dit niet verkeerd wanneer Job tot God zegt in vers 4: Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij. Dat klinkt in de eerste plaats nogal vreemd: Ik zal U vragen, en onderricht Gij mij. Maar het is geen oneerbiedigheid. De bedoeling van Job hier is eerder: Heere, ik weet geen antwoord op al deze dingen. Ik kan niet spreken. Ik ga het U vragen. Ik ga U bedelen of Gij het mij wilt vertellen. Ik ga U smeken of Gij het mij wilt verklaren. Met andere woorden, hetgeen ik niet wist, en er zijn zovele dingen die ik niet weet; hetgeen ik niet weet, toon Gij het mij. Dat is hier de gesteldheid van Job. Versta het niet verkeerd. Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij. Heeft u het opgemerkt dat dit woord dat Job hier tot God spreekt in vers 3, wie is hij die den raad verbergt zonder wetenschap, het eerste woord is dat God tot Job sprak in hoofdstuk 38? Toen God begon Job onder handen te nemen, om met hem te handelen, was dat het eerste woord. Daarna antwoordde de HEERE Job uit een onweder en zeide: Wie is hij die den raad verduistert met woorden zonder wetenschap? En hier in hoofdstuk 42 vers 3 ziet u Job juist aan het einde de vraag van de Almachtige herhalen: Wie is hij die den raad verbergt zonder wetenschap? Waarlijk, zijn antwoord is: schuldig Heere; schuldig. Ik was het. Met de woorden die ik sprak verborg ik de raad zonder wetenschap. Zo heb ik dan verhaald hetgeen ik niet verstond, dingen die voor mij te wonderbaarlijk waren, die ik niet wist. Ik gevoel altijd dat het genade is als iemand gewillig is te erkennen dat hij ongelijk heeft. U ziet dat mensen een standpunt innemen en zij zijn zich bewust dat zij dwalen, maar zij willen het niet erkennen. Ik gevoel altijd dat er een grote mate van genade is, als iemand gewillig is om te zeggen dat hij geheel ongelijk heeft. Kort geleden dacht ik aan James Shorter ten tijde van het geschil over het eeuwige Zoonschap. Hij was een van de bekendste predikanten van Londen. Hij ontkende dat Christus de eeuwige Zoon van God was. Dit was een grote smart voor zijn vrienden omdat hij zo hoog gewaardeerd was en het was bijzonder tot smart voor J.C. Philpot. Maar weet u, op een dag viel James Shorter voor God neer en zei zoiets als: “Heere, J.C. Philpot en ik kunnen niet allebei gelijk hebben. Of ik heb gelijk - Heere, ik weet zeker dat ik gelijk heb. Maar als dat niet zo is, toon het mij alstublieft, en als J.C. Philpot gelijk heeft, toon het mij. Als hij ongelijk heeft, toon hem dan dat hij ongelijk heeft. Als ik het ben die ongelijk heb, toon mij dat ik ongelijk heb.” Maar hij was er zo zeker van dat hij gelijk had; en de Heere verhoorde dat gebed onmiddellijk en toonde James Shorter heel liefelijk dat hij helemaal ongelijk had en dat Philpot volkomen gelijk had betreffende de Persoon van Christus. James Shorter zei: “Nu, het was moeilijk om op te staan voor de gemeente en hen te vertellen dat ik helemaal ongelijk had, maar ik moest het doen.” En hij deed een openbare, vrijwillige belijdenis en schreef een brief die iedereen vrij was te publiceren, waarin hij verklaarde dat waarvoor hij gestreden had, hij daarin volkomen ongelijk had. Nu, dat is genade. Ik gevoel dat er veel problemen in de kerken zijn geweest vanaf het begin van de Reformatie tot op deze tijd, namelijk dat mensen een standpunt ingenomen hebben, een verkeerd standpunt, en de tijd kwam dat zij in het binnenste van hun harten wisten dat hun standpunt verkeerd was, maar dat zij de genade misten om het openlijk te belijden. Er is genade toe nodig. Job maakt hier geen enkele verontschuldiging. Vervolgens een woord tot besluit. U heeft gemerkt dat ik vanavond gesproken heb over deze zes verzen, inderdaad van achteren naar voren, vanaf vers 6 tot het begin. Maar dit is voor mij een schoon vers, namelijk wat Job zei: Ik weet dat Gij alles vermoogt. Ik geloof dat er tijden in mijn leven zijn geweest, toen ik hetzelfde kon zeggen, dat de alleronmogelijkste zaak voor God eenvoudig is. Ik dacht, toen u dat openingslied gistermorgen zong, hoe ik eens in de diepste moeite en verdriet opzag naar de heuvels van Haslingden en dat woord zo krachtdadig kwam: Voordat deze heuvels geordend stonden, Toen kon ik met Job zeggen: Heere, ik weet dat Gij alles vermoogt. Haal mij uit de moeilijkheden waarin ik ben. En de Heere deed het. Wel, mochten wij zien in onze gebeden, in onze zorgen, in onze raadselen, in onze moeiten, in alles: dat onze Heere alles vermag. Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. Er is geen enkele zonde die Hij niet vergeven kan, geen hart dat Hij niet zacht maken kan, geen ziel die Hij niet verlossen kan. Er is geen enkele deur die Hij niet kan openen, geen raadsel dat Hij niet kan oplossen, geen vraag die Hij niet kan beantwoorden. Er is geen enkele vijand die Hij niet kan verslaan, geen zonde die Hij niet kan overwinnen, geen verlossing die Hij niet schenken kan. Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn? Toen antwoordde Job den HEERE. Moge het vanavond uw en mijn antwoord zijn en moge het ons bemoedigen om te bidden. Gij komt tot een Koning; Heere, ik weet dat Gij alles vermoogt. Deze meditatie werd gehouden in de Bethelkerk, Luton, door dhr. B.A. Ramsbottom, op maandag 30 april 1984.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|