Schriftgedeelte: 2 Kronieken 14. Asa was een van de weinige Oudtestamentische koningen die de Heere vreesden. Hij wandelde zeer teder in de vreze des Heeren en hij was gezegend met vrede en voorspoed. Dan plotseling, onverwachts, ontstonden er problemen. Nu, dat weten sommigen onder u, is het niet? Bij Asa was het dit grote leger, een miljoen Moren die tegen hem ten strijde aanrukten. Met andere woorden, hij werd geconfronteerd met een zekere dood, een zekere verdelging, een zekere nederlaag; er was geen weg ter verlossing. Hij begon inderdaad te wandelen door de vallei van de schaduw des doods, maar hij vreesde geen kwaad want de Heere was met hem. O, dit gebed van Asa! De Heilige Geest zei dat hij riep tot den HEERE. Geliefde vrienden, ik sta verbaasd van enige van zulke schone Oudtestamentische gebeden. We denken aan Jakob toen zijn broeder Ezau hem tegemoet kwam. We denken aan Hizkía toen Sanherib en zijn leger Jeruzalem omsingelde. We denken aan Jósafat in een dag der benauwdheid. Zoveel van deze schone gebeden. En toch was het nog een duistere bedeling. De Heere Jezus was nog niet gekomen. De weg tot het binnenste heiligdom was nog niet openbaar gemaakt. De gezegende Verlosser had nog niet uitgeroepen: Het is volbracht. O, wat baden zij! HEERE, het is niets bij U te helpen hetzij den machtige, hetzij den krachteloze; help ons, o HEERE onze God; want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte. O HEERE, Gij zijt onze God; laat den sterfelijken mens tegen U niets vermogen. De werkelijkheid ervan, de schone eenvoud ervan, de kortheid ervan, het geloof en de beslistheid die er in is! Hij zag dat God almachtig was. Hij moest die menigte mannen wel zien, maar hij zag niet op hen; hij zag naar boven. Hij hief zijn ogen op naar de hemelen vanwaar zijn hulp kwam. Hij kreeg te zien hoe eenvoudig het voor God was om hem te helpen, en hij wierp zichzelf op Gods barmhartigheid. Hetgeen waarom hij vroeg is wat u en ik iedere dag van ons leven nodig hebben: Goddelijke hulp. Help ons, o HEERE onze God. O, maar die gestalte van gehele afhankelijkheid! Wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen. Nu, moge dat altijd onze gestalte zijn: steunend op de verdiensten van Christus; steunend op Zijn dierbaar bloed; steunend op Zijn volbrachte werk. En zo, als zondaren, durven wij voort te gaan. Maar wat heeft u vanavond? Wat gebeurt er morgen; u heeft de onbekende weg voor u. Sommigen onder u hebben hun raadselen, moeilijkheden. Velen hebben zorgen, moeiten, smarten, al die verschillende dingen. Hoe kunt u verder gaan? Wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen. Dit is vaste grond. Dit is veilige grond, zekere grond: steunend op Christus, steunend op Zijn getrouwheid, steunend op Zijn Goddelijke, almachtige kracht. Nu, mocht u zo voorwaarts gaan, wat u ook in uw leven heeft: Wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen. De grond is zeker en goed; Welnu, wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen. Nog één ding. Er is een Schriftplaats die zegt dit: Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten. Nu, dit grote leger had zijn wapens. Asa niet, maar hij had andere wapens. Zijn wapens waren niet vleselijk. In het bijzonder waren zijn wapenen geloof en gebed. En zij waren niet vleselijk, maar zij waren krachtig door God, tot nederwerping der sterkten. En de HEERE plaagde de Moren voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden. Niet vleselijk, maar krachtig door God. Welnu, in onze persoonlijke godsdienst, in onze smarten, onze nooddruft, onze zielszorgen, in de gebedssamenkomst, moge de Heere ons ook vanavond genadig bekwaam maken om deze wapenen, die niet vleselijk zijn, te gebruiken: geloof in Jezus, gebed tot de almachtige Heere. Allemaal zaken waarom wij bidden: de zegen des Heeren in Gods kerk, dat zondaren door God geroepen worden, dat zij die in banden zijn verlost worden, dat degenen die in smart zijn staande gehouden worden, de onderhouding van Gods kerk. Nu, mochten de wapenen van het geloof en het gebed machtig blijken te zijn. Dat is, dat zij bij God de overhand krijgen. En dat wij mochten zien, gelijk Asa deed, enige van die sterkten van zonde en satan nedergeworpen. Deze meditatie werd gehouden in de Bethelkerk, Luton, door dhr. B.A. Ramsbottom, op maandag 30 september 2002.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|