Schriftgedeelte: Éfeze 1:15-23 Het is opgemerkt dat dit het langste gebed in het Nieuwe Testament is en u merkt dat aan het begin van dit gebed het woordje daarom is. Nu, dat woordje leidt ons terug naar datgene wat eraan voorafging. Wat is er aan voorafgegaan? Deze wondervolle reeks van die overvloedige zegeningen in Christus, deze zoete openbaring van al de rijkdommen van Gods genade als een schat in Christus bewaard. Hier vinden we alles. Daarom, zegt de apostel. “Als ik over deze dingen denk, als ik over deze zaken mediteer, gaat mijn hart uit en ik smeek en bidt dat God ze ook u zou willen schenken.” Hoe worstelde Paulus in het gebed voor degenen die hij liefhad! Terwijl hij zelf zo verdrukt werd in de gevangenis te Rome, worstelde hij zo met God in het gebed voor de heiligen te Éfeze! En hij bad dat al deze heerlijke zegeningen de hunne zouden mogen zijn. Wij bidden voor elkaar als wij vernemen dat er zorgen, droefheid of ziekte zijn, maar dit was te bidden om die eeuwige zegeningen voor hen. Het zou een heerlijke zaak zijn wanneer we in staat zouden zijn voor elkaar te bidden om deze eeuwige zegeningen. En natuurlijk, ziende hun waarde en hun dierbaarheid, er om te bidden voor onszelf. Er zijn drie zaken aangaande dit gebed, deze zegeningen die voorafgingen en deze zegeningen waarom gebeden wordt. Paulus spreekt voortdurend over de noodzakelijkheid voor Gods volk, voor hen allen, om versterkt te worden. Het is een heerlijke zaak om in de waarheid bevestigd te worden. Welnu, dit zijn zegeningen die de ziel versterken. Als wij ze hebben, indien de Heere ze schenkt, zal dit ons in de waarheid versterken. Er is nog een andere zaak. Paulus sprak ook vaak over rijk te worden . Het is nodig dat onze harten, ons geestelijke leven, verrijkt worden. Er is zoveel geestelijke verarming, zoveel geestelijk armoede. Als deze dingen ontvangen worden, dan zullen we waarlijk rijk worden[1]. Vervolgens horen we vaak dit woord: zegening. We bidden dat we gezegend mogen worden, en Joseph Hart zegt: “Wat houdt het in om inderdaad gezegend te worden?” Wel, deze dingen te ontvangen. Indien we ze in enige mate hebben, dan zullen we waarlijk gezegend zijn. Ik heb alleen maar tijd om u deze dingen te noemen. Hij bidt allereerst voor hen om den Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis. Nu, dat is wat we nodig hebben, dat meer wezenlijke, persoonlijke kennis van Christus, meer van die geest van hemelse wijsheid ons wordt geschonken, meer van die zoete openbaring van de waarheid zoals die is in Jezus, meer van de leiding en onderwijzing van de Heilige Geest. Nu, Paulus bidt dat voor hen. Moge het ons verlangen voor elkaar en voor onszelf zijn dat de Vader der heerlijkheid, ons geve den Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis. En vervolgens dit, dat de ogen van hun verstand verlicht mogen worden. Het verstand is het oog van de ziel. Maar deze ogen zijn dikwijls verblind, verduisterd. Daar we in zonde geboren zijn, verdorven in de val in het paradijs, zijn de ogen van ons verstand geheel verduisterd. In de nieuwe geboorte nu, wordt het deksel van onwetendheid, duisternis en blindheid verwijderd. O, maar dit is iets wat we voortdurend nodig hebben; deze Goddelijke verlichting, dit hemels licht schijnend in ons hart, op ons pad, op het Woord van Gods genade, de ogen van ons verstand verlicht zijnde, opdat we de schoonheden en heerlijkheden in Christus mogen zien. Nu, hier is iets om voor onszelf en elkaar te bidden. Niet slechts te bidden voor onze vrienden als zij in moeilijkheden zijn, maar voor hen te bidden om deze zegeningen. Opdat gij moogt weten welke is de hoop van Zijn roeping. God roept al Zijn volk in Christus en geeft die heerlijke hoop, die goede hoop door genade en o, wij hebben nodig het te weten, te weten dat het van ons is en te weten welke die hoop is. En dan die heerlijke erfenis: de rijkdom der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen. Of, zoals we zouden kunnen zeggen, de heerlijke rijkdom van deze erfenis. Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben. De rijkdom der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen. We vinden de rijkdom van de genade in dit hoofdstuk en de rijkdom der heerlijkheid, en genade is de zekere voorloper van de heerlijkheid. God de HEERE is een Zon en Schild; de HEERE zal genade en ere geven. En waar Hij genade geeft, daar zal de heerlijkheid uwe zijn. De puriteinen hadden een gezegde: genade is heerlijkheid in de knop en heerlijkheid is genade in de bloem; het een volgt op het andere. En dan tenslotte bidt hij dat zij mochten weten de uitnemende grootheid Zijner kracht en hij verbindt dit met de opstanding. O, het is nodig dit voor onszelf en elkaar te bidden om meer van die kracht. Dat die heerlijke kracht bekend worde zich parend aan het Woord, de kracht die ons bewaart voor vallen, de kracht die volkomenlijk zalig maakt. Dat die kracht bekend worde in het dierbaar bloed van de Zaligmaker, de kracht die heiligt, de kracht die de zonde onderwerpt, de kracht die onze genegenheden vestigt op de dingen die boven zijn, de kracht die staande houdt in tijd van nood, de kracht die het gebed hoort en verhoord. De uitnemende grootheid Zijner kracht. Nu nog slechts één woord tot besluit. Als hij bidt aangaande de grootheid van de Goddelijke kracht en het met de Heere Jezus verbindt, wordt het hart van de apostel onmiddellijk verruimd. U zult dit bemerken in de brieven Paulus. Ze zijn niet als een soort leerboek, die u in de boekwinkel kunt kopen, waar alles slechts uiteengezet wordt in een schone orde. Er ís een schone orde bij Paulus, maar wat ik bedoel is dit: u zult bemerken dat als hij een uitnemende waarheid vermeldt, in het bijzonder als hij de Naam van de Heere Jezus vermeldt, Zijn heerlijkheid, Zijn verhoging, dat dan zijn woorden en zijn genegenheden onmiddellijk beginnen te vloeien en voor een tijd verlaat hij het punt waarmee hij bezig was. Hij wordt verrukt - en ik gebruik dat woord weloverwogen - hij begint verrukt te worden over de heerlijkheden van de Heere Jezus en Zijn dierbaarheid, Zijn heerlijke Persoon, Zijn liefde, wie Hij is, wat Hij heeft gedaan, Zijn verhoging in de hemel. Nu, let hierop in zijn brieven. U zult het gedurig vinden. Paulus ontwikkelt een betoog en dan noemt hij Christus, en onmiddellijk wordt hij weggevoerd en moeten we wachten tot hij ons weer opnieuw alles verteld heeft over de heerlijkheden en de schoonheden van zijn God en Zaligmaker, en dan gaat hij verder met waar hij gebleven was. En inderdaad, wanneer wij in enige mate in de Geest zijn zoals Paulus was, dan klagen wij er niet over dat hij niet bij zijn punt blijft, dat zijn gedachten hem doen afdwalen. We zouden het liever met hem eens zijn wanneer hij stopt en een klein poosje talmt wanneer hij spreekt over “de liefde van onze nederdalende God, de heerlijkheden van Immanuël”. [1] Zie bijvoorbeeld 1 Kor.1:5 en 2 Kor. 9:11. * * * Deze meditatie werd gehouden in de Bethelkerk, Luton, door dhr. B.A. Ramsbottom, op maandag 8 februari 1982.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|