Schriftgedeelte: Handelingen 10 vers 1-20. Hoe opmerkelijk duidelijk is de genadige leiding van de Heere in dit hoofdstuk, zowel in het geval van Cornelius als van Petrus! Het scheen onmogelijk dat deze twee ooit bij elkaar zouden komen. Zij waren vreemdelingen; ze hadden zelfs nooit van elkander gehoord. Niet alleen dit, maar zodanig was Petrus vooroordeel dat hij niet zou zijn gegaan. Maar de Heere ontvouwde krachtdadig Zijn handelingen, zowel aan Cornelius als aan Petrus, zodat zij bij elkaar kwamen en lieflijk samen verenigd werden. Nu, hier was deze godzalige man Cornelius en toch scheen het dat zijn godsdienst erg onvolkomen was. Ons wordt gezegd dat hij God vreesde; ons worden de vruchten ervan meegedeeld: hij deed vele aalmoezen aan het volk. Ook bad hij gedurig tot God, maar er scheen iets onvolkomens te zijn in zijn godsdienst. Hij begeerde de weg des Heeren volkomener te kennen. Hij wist niet hoe het te verkrijgen en hij had niemand om hem te onderwijzen. De Heere verscheen op een zeer duidelijke wijze aan hem en zei hem de naam van degene die voor hem tot zegen gemaakt zou worden, en niet alleen dat; Hij deelde hem ook het adres van de predikant mee: Deze ligt te huis bij ene Simon, lederbereider, die zijn huis heeft bij de zee. En de Heere zei: Deze zal u zeggen wat gij doen moet. Weet u, precies op datzelfde moment toen de Heere dat woord tot Cornelius sprak, zou Petrus er niet over gedacht hebben om tot een heiden te gaan; hij zou iedereen afgesneden hebben die dat deed. Maar de Heere zei dat hij komen zou. De harten van alle mensen zijn in Zijn handen, in het bijzonder de harten van Zijn dienaren, om hen te dringen en hen te weerhouden. Hij zal komen, en hij zal u zeggen wat gij doen moet. Welnu, wat een heldere, duidelijke leiding! Het zou een wondervolle zaak zijn als de kerken vandaag meer op God zouden wachten gelijk Cornelius deed. Wij hebben twee voorvallen in de Handelingen der Apostelen. Dit was de ene. De andere, die godzalige vrouwen aan de oever van de rivier te Filippi. Mensen zeggen, wat konden zij doen? Wel, zij waren niet tevreden met de huidige situatie. Zij baden en God zond hen de apostel Paulus. Cornelius was niet tevreden met een plaatsvervanger, enige voorziening. Hij bad en God zond hem de apostel Petrus. Zie op de wondervolle leiding in het geval van Petrus. Hij had dit gezicht op het dak, het grote linnen laken samengebonden aan de vier hoeken, de openbaring van de waarheid: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken. En Gods leiding komt precies op het juiste moment; het was niet te laat en het was niet te vroeg - Petrus zou het vergeten zijn of het verband niet gelegd hebben - maar juist toen het gezicht van hem week en hij zich afvroeg wat het kon betekenen, waren daar deze mannen kloppende op de deur. Daarom openbaarde de Heere aan Petrus de betekenis van het gezicht, dat hij met hen moest gaan. Drie mannen zoeken u. Daarom sta op, ga af, en reis met hen, niet twijfelende; want Ik heb hen gezonden. Het was zulk een duidelijke leiding en zo volkomen op de juiste tijd. Op dit punt wil ik even de aandacht vestigen. Toen de broeders in Judéa hoorden van Petrus dat hij ging om te prediken tot Cornelius en tot de heidenen, twistten zij met hem. Dikwijls, als u doet wat goed is, als u doet wat de Heere u beveelt, zullen mensen met u twisten, maar als u weet dat de Heere u bevolen heeft om het te doen, dan moet u gehoorzamen. Maar hier, als deze mannen met Petrus twistten, gaf hij hun een antwoord dat hen volkomen tevreden stelde. Maar Petrus beginnende verhaalde het hun vervolgens. Welnu, zijt niet bevreesd voor de kritiek van godzalige mensen als u “beginnende het hun vervolgens verhalen kunt”. Petrus kon het, en hij had genade om het te doen, en de broeders hadden genade om het te aanvaarden, want niet alleen waren zij vergenoegd en ook tevreden, maar zij verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook den heidenen de bekering gegeven ten leven! Nog een enkel woord over dit grote linnen laken. Ik geloof dat het de kerk van God verklaart, veilig ingebonden in het verbond der genade. Zij allen er in waren onreine schepselen. U kunt uw eigen karakter daar vinden. Sommigen waren kruipende dieren; zij konden zich niet boven de aarde verheffen; zij waren uit de aarde, aards. En sommigen waren wilde dieren; zij waren ontembaar. Sommigen waren vogelen des hemels. Zij waren allen in het linnen laken, en het linnen laken was veilig ingebonden. Het was aan de vier hoeken samengebonden, samengebonden door Gods eeuwige liefde, en er was gezegd: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken. Er is hoop voor u een zondaar zijnde, hoop in het bloed van Christus, want allen in het grote linnen laken waren onrein totdat de Heere hen reinigde. En het vat werd wederom opgenomen in de hemel en er was niet één van deze onreine schepselen achtergelaten; zij waren allen veilig ingebonden. Het is een wondervolle zaak om ingebonden te zijn in het bundelken der levenden bij den HEERE uw God. Uit: Saturday Evening Meditations, B.A. Ramsbottom.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|