Schriftgedeelte: Ezechiël 37:1-14. De zaak van Gods oude volk Israël was in die tijd een onmogelijke. Zij waren in ballingschap in Babel. Er scheen geen enkele hoop te zijn op hun verlossing. Het scheen dat de kleine hoop die zij hadden niet alleen dood was, maar ook begraven. Te midden hiervan had Gods profeet een merkwaardig gezicht. Hij zag een vallei en die was vol dorre beenderen en de vraag werd hem gesteld: Zullen deze beenderen levend worden? Met andere woorden, kan het onmogelijke plaatsvinden? Kan er leven zijn uit de dood? Kan er een opstanding zijn? U ziet de onmogelijkheid ervan. Zij waren zeer dor. Maar Ezechiël, met wijsheid gezegend, zei: Heere HEERE, Gij weet het. En vervolgens moest hij profeteren of, zo u wilt, prediken tot de beenderen, en dan moest hij profeteren of, zo u wilt, bidden tot de wind, tot de Geest. Toen was er de opstanding. Er was leven uit de dood. Het onmogelijke vond plaats. Er zijn hiervan inderdaad enkele toepassingen te geven. Allereerst, de Heere sprak precies naar Israëls geval. Zij waren net als die dorre beenderen, dood en begraven. Maar, Ik zal uw graven openen en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land Israëls. Met andere woorden, onmogelijkheden zijn voor God gemakkelijk op te lossen. Maar de tweede zaak is inderdaad dat we hier een zeer schoon beeld hebben van het werk van de Heilige Geest in de herschepping, in de nieuwe geboorte. Het is onmogelijk. Het is leven uit de dood. Het is een opstanding. Het is het werk van de Heilige Geest door de opstanding van Christus. Er is geen twijfel aan onze verdorven, ellendige staat van nature – dorre beenderen. De dorre beenderen konden zichzelf niet levend maken. Zij konden helemaal niets doen. Het was voor de profeet een verschrikkelijk gezicht, een gruwelijk gezicht. Er was niets aantrekkelijks aan. Profeteer tot de beenderen. Dat is wat de Evangeliebediening is. Het is het Woord van God te prediken, en velen van degenen tot wie het Evangelie gepredikt wordt, zijn gelijk de dorre beenderen, dood in misdaden en zonden, walgelijk in Gods oog, onbekwaam zichzelf te helpen, doof voor elke waarschuwing, onbekend met de ontzaggelijkheid van hun geval. Dat is de staat van de menselijke natuur. Dit is de staat van de wereld van nature. Profeteer over deze beenderen. Maar u zegt, wat een dwaasheid! Profeteer over deze beenderen. Maar dan: Profeteer tot den wind[1]. Dat is, bid tot de Geest Gods. Dus daar raakt dit vanavond onze gebedssamenkomst. Ik hoop dat ik op de preekstoel probeer te profeteren tot de beenderen. Ik hoop dat vanavond diegenen onder u die spreken en diegenen onder u die stil zijn, zullen profeteren tot de winden. Kom aan van de vier winden en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden. Het is Gods werk. Zeker, de Heere en Zaligmaker Jezus Christus nam dit gehele onderwerp op in Zijn gesprek met Nicodémus in Johannes 3. De wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat; alzo is een iegelijk die uit den Geest geboren is. Welnu, dit is het wat we in onze kerken nodig hebben, in onze gemeenten en hier in de Bethelkerk. Totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit de hoogte. Er is geen vervangend middel voor en we kunnen het niet bevelen. We kunnen er alleen om bidden. Maar, profeteer tot de beenderen; profeteer tot de wind. Kom aan van de vier winden, o blaas, en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden. En dat is de enige weg waarin er ooit een genadevolle opwekking, een ware opwekking kan zijn, als de Heilige Geest als de Noordenwind en de Zuidenwind krachtig en genadig blaast op deze dorre beenderen en leven geeft waar alles tevoren dood was. Er is hiervan uiteraard een derde gezichtspunt, denkend aan de opstanding van de doden in de grote dag, de onmogelijkheid van dit alles. Maar op het woord van de Heere, op het bevel van de Heere, zullen de doden opstaan, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden en tot eeuwige afgrijzing. ‘Daarom, o mijn God, bereid mijn ziel voor die grote dag.’ En dan nog een laatste aspect van dit onderwerp, en dat komt heel dichtbij; het raakt ons persoonlijk. Dat is, voelen wij, als we eerlijk zijn, in ons binnenste soms niet iets als die dorre beenderen; de dorheid aan de ene kant en de dood aan de andere kant? Misschien is het de dag des Heeren en we zitten onder het geklank van de waarheid. O, maar de dorheid en de dodigheid. O, maar het werk van de gezegende Geest, bijzonder zoals geopenbaard in Johannes 14, 15 en 16, namelijk de verheerlijking van de Zaligmaker, het nemen van de dingen van Christus en ze te openbaren aan de ziel – leven uit de dood, het stenen hart weg te nemen, een vlezen hart te geven, leven waar alles tevoren de dood was. Blaas op deze beenderen, zo dor en zo dood; Welnu, moge dit het thema zijn van onze gebedssamenkomst en onze gebeden, en moge het de ervaring zijn van onze harten. * * * Deze meditatie werd gehouden in de Bethelkerk, Luton, door dhr. B.A. Ramsbottom, op maandag 2 juni 2003.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|