Schriftgedeelte: Jesaja 16. Dit is een hoofdstuk met één onderwerp. Het onderwerp is Moab, een van de meest gewichtige onderwerpen in het Woord van God, omdat de Heere nooit een goed woord gesproken heeft met betrekking tot Moab. U vindt zoveel over de Moabieten in Gods Woord, maar niet één goed woord dat over hen gesproken wordt. De Heere verbood hen voor altijd om in Zijn gemeente te komen. Zij waren een van God vervloekte natie. En er zijn een of twee hoofdstukken in Gods Woord geheel hieraan gewijd: de eeuwige verwoesting van Moab. Dat hebben we in dit hoofdstuk; we hebben het in het vorige; we hebben het in dat lange hoofdstuk Jeremia 48. Nu, ik vat het zo, dat Moab een ernstig voorbeeld is van de goddelozen. Hun kenmerk vinden we opgegeven: Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest, en hij heeft op zijn heffe stilgelegen, en is van vat in vat niet geledigd (…); daarom is zijn smaak in hem gebleven en zijn reuk niet veranderd. Er is dan een ernstige waarschuwing hier: hoed u ervoor een geestelijke Moabiet te zijn, gerust van u jeugd aan, nooit gebracht in ernstige bezorgdheid, nooit van vat in vat geledigd, tevreden met zichzelf en nooit uw smaak gewijzigd of uw reuk veranderd. Dit is een uitgebreid onderwerp, een diep, gewichtig, plechtig onderwerp. Maar u overweegt het: de kenmerken van een geestelijke Moabiet. Echter, de gewichtige zaak in dit hoofdstuk is dit: De Heere gebruikt Moab. Laat Mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab, wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde. De Heere gebruikt Moab ten goede van Zijn lieve volk. En de Heere gebruikt nog steeds de bozen, gebruikt nog steeds de goddelozen. Laat mij het zo uitdrukken. Bij sommige van deze grote gebouwen die we gebouwd zien worden, ziet u meer steigers dan gebouw, maar als het gebouw klaar is wordt het steigerwerk afgebroken en weggenomen. Het was nuttig, maar was nooit onderdeel van het gebouw; het was nooit gebouwd op het fundament. Hoed u ervoor steigerwerk te zijn! Bezie het op deze manier. Als u een veld met groeiend koren ziet dan is er maar heel weinig van dat korenveld dat uiteindelijk voor brood gebruikt zal worden. Het meeste ervan is stengel en als u tot de aar komt, het meeste ervan is kaf. Maar het kaf is nuttig; het voorziet in een goede bedekking voor het goede graan. De Heere stelt deze vraag: Wat heeft het stro met het koren te doen? Het is geen koren en het zal nooit koren zijn, maar het is wel iets; het is een bescherming voor het koren tot de oogsttijd. Dan is er de scheiding en het kaf wordt weggeworpen en weggewaaid. De Heere gebruikt Moab. O, de geheimvolle soevereiniteit van God, dat Hij de wereld en de bozen gebruikt ten goede van Zijn volk en tot Zijn eigen eeuwig bedoelingen. Maar u wilt geen Moabiet zijn, toch? Men zegt dat de Moabieten dezelfde taal spraken als de Israëlieten. Er was geen enkel verschil in de manier waarop men sprak. Maar o, het gewichtig verschil in het oog van God! Nu, spreekt u de taal van Gods volk en bent u een Moabiet? Er is een woord van genadige waarschuwing, goddelijke waarschuwing tot elke arme Moabiet die zijn schuld gevoelt. Mocht het een woord tot u zijn als u gevoelt dat Moab u beschrijft en u veroordeelt. Verlaat de steden en woont in de steenrots, gij inwoners van Moab, en wordt gelijk een duif, die in de doorgangen van den mond eens hols nestelt. Als u de schuld der veroordeling gevoelt en gevoelt dat alles aangaande Moab u betreft, er is een toevlucht voor degene die zijn schuld geleerd heeft en die is in de kloven der steenrots, in het verborgene ener steile plaats. Het is een gewichtig onderwerp, Moab, maar toch zien we één glinstering van goddelijk licht. Ik bedoel Ruth. Zij was een afkomstig van Moab. Van nature was zij een Moabiet en was grootgebracht in hun kwaad bederf en goddeloze wegen, maar zij was van eeuwigheid ingebonden in het bundelken der levenden. In de grote dag, zullen de verlosten uit alle geslacht en taal en volk en natie zijn, en zelfs ook uit Moab. En daar is genade in. Het is een zaak die vaak vergeten wordt als we aan Ruth denken. Er is geen twijfel, zij was verdorven in de heidense gewoonten van Moab, maar o wat genade vermag! Genade maakt haar gewillig om Moab als niets te achten, het te verlaten, het voor altijd te verlaten, liefelijk gedrongen door de liefde tot het volk van God en tot de God van Israël. Mochten gevoelig veroordeelde Moabieten, ziende de zaligheid van het Israël Gods, nog komen tot die grote zaak een van hen te wezen en vrezen buiten hen gelaten te worden. Mocht dit volk mijn volk, en hun God mijn God zijn. Uit: Saturday Evening Meditations, B.A. Ramsbottom.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|