Wat een schoon verslag is dat van de blinde Bartiméüs (Markus 10:46-52)! En wat een duidelijke illustratie van wat persoonlijke godsdienst is! Er was een menigte net buiten Jericho, een grote schare. Ongetwijfeld waren sommigen vrienden en volgelingen van de Heere Jezus, sommigen vijanden, en velen waren daar uit nieuwsgierigheid. Maar er was één man die anders was. Zijn geval was onmogelijk, dat niemand dan Jezus kon behandelen. Bartiméüs wist dat Hij dat kon, en hij hoopte dat Hij het wilde. Is dit geen toevlucht nemend geloof? De tijd kwam dat Bartiméüs hoorde dat Jezus de Nazaréner “voorbijging”, maar hij wilde niet dat Jezus hem voorbijging. Daarom begon hij te roepen en te zeggen. Wanneer wij samenkomen voor de openbare eredienst gaat de Heere, in zekere zin, voorbij, maar met levende zielen is het persoonlijk: ga mij niet voorbij. We denken aan het oude gezang: Zaligmaker, Zaligmaker, Dit is de godsdienst geweest van Gods volk van de dagen van Bartiméüs tot op de huidige dag. Begon hij te roepen en te zeggen: Jezus, Gij zone Davids, ontferm U Mijner! Heeft u opgemerkt dat zij zeiden: Jezus de Nazarener – een verachtelijke naam – en dat hij zei: Jezus, Gij zone Davids? Wie onderwees deze arme, blinde bedelaar dat Jezus de zoon van David was? De zoon van David is de beloofde Messías, de Zoon van God. En we vragen ons af of Bartiméüs wist dat het beloofd was dat, als de zone Davids zou komen, Hij de ogen der blinden zou openen. Er was hier een waar “zien op Jezus”, in afhankelijkheid, in hope. Tot U hef ik mijn ogen op; Het zwak geroep van de arme Bartiméüs bracht wel de “zaligheid nabij”. Met blinde ogen was het dat Bartiméüs op Jezus zag! Wat een bemoediging voor degenen die hun nooddruft voelen en tot de Heere roepen in het gebed. Zij treuren over hun geestelijke blindheid! Bedroevend dat velen hem zeiden stil te zijn, opdat hij zwijgen zou. Zo ondervindt ook een zondaar, die zich tot de Zaligmaker begeeft, op de Zaligmaker ziet, gewoonlijk de tegenstand van satan, zonde, het eigen ik en het ongeloof. Maar het ware gebed kan niet worden onderdrukt en het ware geloof zal zich er altijd doorheen strijden. Maar hij riep zoveel te meer. En het was hetzelfde gebed. De herhaling mishaagt de Heere niet; het is ijdele herhaling, nietszeggende herhaling, die Hem onaangenaam is. Bartiméüs kon het niet opgeven – en dat vanwege één reden (zoals we soms zingen): “Mijn zaak is een spoedeisende, dringende zaak”. Hij had geen andere hoop. Hij kon nergens anders heengaan. Jezus, Gij zone Davids, ontferm U mijner! De opening van zijn ogen was wat hij begeerde, maar hij ving aan met ontferm. Zo deed ook de melaatse. Zo deed ook de Kananése vrouw. Zo moeten wij ook doen. Indien de Heere ooit onze gebeden verhoort en ons een zegen schenkt, dan moet het zijn op grond van ontferming. “Ontferming door bloed maak ik tot mijn pleidooi.” Bartiméüs was zich zijn uiterste onwaardigheid van de gunst van de Heere bewust. En Jezus stilstaande. De roep van de bedelaar veroorzaakte dat de Heere van hemel en aarde stilstond. Het lijkt een even groot wonder te zijn als toen de zon stilstond voor Jozua in het dal van Ajálon (Joz. 10:12). En zeide dat men hem roepen zou. Hij was welkom – en “zondaren zijn nog steeds om niet welkom bij Christus, de Vriend van zondaren.” En hij zijn mantel afgeworpen hebbende, stond op en kwam tot Jezus. Velen hebben dit zo uitgelegd dat een zondaar de mantel van zijn gerechtigheid van het schepsel, dat een wegwerpelijk kleed[1] is, wegwerpt opdat hij bekleed moge worden met de gerechtigheid van Christus. Dat is goede godgeleerdheid, maar zeker niet waar het hier om gaat. Waarom wierp Bartiméüs zijn mantel af? Niet omdat het vuil of ongeschikt was, maar veeleer zodat hij, een blinde man zijnde, geen misstap zou maken of struikelen als hij zich tot Jezus haastte. Een zondaar in ware ernst zal gewillig zijn om van alles te scheiden dat zijn ziel zou hinderen om de Zaligmaker te volgen. Bartiméüs moet heel arm geweest zijn en zijn lange, wapperende uitwendige mantel moet van waarde geweest zijn voor hem, maar hij was verblijd het te verliezen als hij maar alleen de Zaligmaker kon bereiken. Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? Rabboni, dat ik ziende mag worden. Let er op dat hij Jezus Heere[2] noemt. Uw geloof heeft u behouden. Dan volgt er een volmaakte, onmiddellijke genezing en een onmiddellijke uitwerking in het hart en leven van Bartiméüs. En terstond werd hij ziende, en volgde Jezus op den weg. De godzalige puriteinen waren gewoon te benadrukken dat, als we deze liefelijke verslagen lezen, we nooit moeten vergeten dat de Heere Jezus vandaag precies Dezelfde is: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid. De wonderen van de Heere Jezus zijn heerlijke vertoningen van beide, Zijn Goddelijke, almachtige kracht en Zijn teer mededogen. Bartiméüs ondervond beide. Zie op Jezus, vriendelijk en sterk, De wonderen zijn ook liefelijke zinnebeelden van de geestelijke en zaligmakende wonderen van de Heere in de harten en levens van Zijn volk. Maar o, dit is van wezenlijk belang om er een persoonlijk aandeel in te hebben. “Ga mij niet voorbij.” [1] Zie Jesaja 64:6. Letterlijk in het Engels: vuile lompen. [2] In het Engels staat er: Heere. Uit: The Gospel Standard, november 2013, B.A. Ramsbottom.
Comments are closed.
|
Meditaties
De meditaties op deze pagina zijn uitsluitend voor persoonlijk gebruik en mogen voor dat doel ook verspreid worden. Publicatie, in welke vorm ook, zonder onze toestemming is echter niet toegestaan! Predikanten
All
Archief
April 2021
Meld fouten
Mocht u taalfouten vinden, dan stellen wij het zeer op prijs dat u die aan ons doorgeeft!
|